heer zijn, die de beleefdheid begaat zijn plaats te verruilen tegen de mijne.
Allemaal dames, neen toch niet, in de hoekjes vooraan, links een oude heer, rechts een jongere van jaren. Haar blik ontmoet den zijne. De jonge man gevoelt er schijnbaar weinig voor, van plaats te verwisselen, anderzijds schijnt hij weinig bestand tegen die vragende, jongvrouwelijke blik. Althans hij verheft zich. Gaat naar den uitgang, neemt zijn hoed af. ‘Pardon, mag ik u een vraag doen?’
Een toestemmend knikje van de zijde der dame.
‘Bent u geëmancipeerd?’
Twee heldere verwonderde oogen zien hem aan, doch beslist en welluidend klinken de twee woorden: ‘Ja mijnheer.’
Een ironisch glimlachje speelt om de lippen van den jongen man. ‘Dan ga ik weer zitten.’
Tableau.
Dit schijnbaar weinig beduidende nietige voorval kan ieder opvatten naar eigen goedvinden, volgend den grondtoon van eigen gemoed. Er zullen er zijn, die 't komisch vinden, anderen humoristisch, weer anderen ironisch, weer anderen tragisch; maar hoe men 't geval ook vinden moge; ik vind het van de zijde des jongen mans onhoffelijk, om niet te zeggen onhebbelijk.
Maar wat iets anders is. Ik zie niet in waarom een lid van de sterkere sexe één van de zwakke onridderlijk behandelt alleen omdat zij beweert geëmancipeerd te zijn. Geëmancipeerd, emancipatie, wat is dat?
Heel eenvoudig zou men zeggen, vertaalt het maar. Gelijkgesteld, gelijkstelling. Ja, wat het woord betreft, maar niet het begrip.
Het bovenvermelde verhaaltje geeft veel stof tot nadenken. Zou die mijnheer met geëmancipeerd bedoeld hebben gelijkgesteld; dan zou hij eenige aanspraak kunnen maken op een plaatsje in een gesticht voor lijders van verstandelijk onvermogen, want dan zou hij met het zelfde recht gevraagd kunnen hebben ‘Juffrouw, neem me niet kwalijk, maar is u misschien een man? Dit ware toch wat al te dol. Waren man en vrouw gelijkgesteld dan zou dat beteekenen, dat ze physiek en psychologisch gelijk waren, dat wil zeggen dezelfde deugden en geestelijke trekken bezaten. Dit is niet zoo, want dan zou de man geen vrouw en de vrouw geen man noodig hebben. In de hedendaagsche beschaafde maatschappij heeft de vrouw behoefte aan den man. Het leven des mans is dor en ledig zonder haar. Waar de kennis der vrouw te kort schiet, vulle die des mans de hare aan. Waar zijn blik de helderheid mist, lichte de hare voor. Waar zijn gevoel niet fijn genoeg is, strekke het hare tot gids en waar het haar verstand aan kracht ontbreekt, wijze het zijne den weg. Man en vrouw hebben elkaar noodig. Emancipatie is geen gelijkstelling.
Ik kom weer op het bovenstaand verhaaltje terug. Had de dame gelijk toen ze ‘ja’ zei? Ik weet het niet. Misschien was ze wel doctor in de letteren en wijsbegeerte, misschien wel advocaat of doctor in de medicijnen of ingenieur of wie weet wat voor geleerdheid. Had ze daarom 't recht te zeggen dat ze geëmancipeerd was, omdat ze wellicht in de maatschappij de positie van een man in kan nemen? Neen. Ik hoop dat ze boven alles vrouw is. Emancipatie is geen gelijkstelling.
Maar wat is het dan zult ge zeggen.
Emancipatie is de evolutie van het hart, niet die van het hoofd. Het doel is het zegevieren van waarheid en recht, meer de grondslagen van karakter dan het heerschen van verstand. Bij emancipatie komt het aan op geestelijke en zedelijke vermogens, niet zoo zeer op verstandelijke.
Lezeresse of lezer, ge zult nu waarschijnlijk denken dat is wel mooi gezegd, maar dat geloof ik zoo maar niet, dat moet je bewijzen. Ik besef dit volkomen en zal bewijzen en wel met historie en psychologie als basement.
In 't kort de geschiedenis der vrouw.
In tijden van Heidendom, dus voor Christus, werden mannelijke deugden, energie, moed, kracht, zelfvertrouwen, in 't kort persoonlijkheid, bovenmate verheven. De echtgenoot en vader was de natuurlijke beschermer van vrouw en huisgezin. De meer bescheiden deugden van zijn afhankelijke echtgenoote werden in den toen reeds zwaren strijd om het bestaan over 't hoofd gezien. Over bigamie, polygamie en polyandrie zwijg ik nu maar. Het heidendom verheerlijkte het volmaakte mannelijke type ten koste van het vrouwelijke en zelfs gekomen op het hoogtepunt zijner beschaving erkende het geen gelijkheid der sexen. Het christendom hief beiden op tot een gelijk peil van volmaking en waardigheid. Boven zelfverheffing, zelfvergoding, zelfzucht, zelfgenoegzaamheid, eerzucht en ruwen moed werden toen gesteld, blijmoedigheid, zachtmoedigheid, verdraagzaamheid, vrede en liefde. Het kruis der