Correspondentie van de redactie met de abonnés
De redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel lot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Adé. - Namens M.G. moet ik U zeer vriendelijk danken, voor de moeite die gij U hebt willen geven voor haar. - Zij is echter reeds geslaagd met een pension in Menton.
Annie de G. - Het artikel heb ik in goede orde ontvangen, en zal ik gaarne plaatsen.
C.G. - Ik ontving Uw brief en bijdrage in goede orde. - Dus is de slag toch gevallen! - Ik kan mij zoo goed begrijpen, dat gij niet in staat zijt véél daarover te schrijven. - Juist in dit jaar worden mijn eigen gedachten zooveel bij den dood bepaald, door de zeer vele droevige sterfgevallen, waarvan ik helaas getuige ben, in mijn omgeving en bekenden-kring. - En het nooit zwijgende: Waarom. - Waarom? komt me dan altijd op de lippen. Waarom moet dat toch zijn, het heengaan, het lijden en sterven moeten, en dat juist van hen, die zelf nog zoo graag zouden blijven, die zulk een groote leegte achterlaten? Ach hoe stemt dit alles ons-zelf tot nadenken over het vergankelijke van alle dingen. Heden-ik, en morgen-gij. Kent gij dat ‘Lied eens dooden’, van Beets vertaald, uit: deutsche Volkslieder:
Gij hebt mij, lang gekend,
En komt mij dus te aanschouwen,
Ach, eer gij 't denkt, is dit het end;
De dood is niet te trouwen.
Ik leefde een jaar of wat, niet meer,
Nu lig ik op de lijkbaar neer;
De nacht der graven wacht op mij -
Uit dat versje spreekt in de dan volgende regels zulk een zekerheid van het weerzien. O, als we die maar hadden, ik zou het sterven moeten niet zoo droevig vinden. Maar te denken, dat hij of haar, die gij zóó liefhadt, dan voor altijd verdwijnt in dien geheimzinnigen graf-nacht, en dat ge daar straks zelf ook zult verdwijnen, en dat de zon, de heerlijke, de troostende zon, daar niet meer kan doordringen, dat al de lieflijkheden van deze aarde en haar schoonheid van U zullen zijn genomen, waarvoor, tot welk doel, alléén om te vergaan in dien kuil -? Waarom zijn we dan geboren -? Waarom al dat leed, al die zelfkwellingen, al die smarten van ziekte en scheiding en droefenis, die ons korte aardsche bestaan vullen, die zelfs de meest gelukkige levens niet gespaard blijven? - Neen, ik wil, ik kan het niet gelooven, dat we leven moeten, alléén om voor-goed te sterven. Het is mijn eenige troost, hoe ouder ik word, dat niet te gelooven. - Ach, ik ben toch nog betrekkelijk jong. En hoeveel plaatsen al ledig.! Hoevelen al heengegaan; menigeen zoo veel jonger dan-ik zelve! - En zoo zal het voortduren. Steeds talrijker zullen ze worden, die wreed-koele, zwart-gerande brieven, die je met hun koude-gedrukte letters en namen en titels aanstaren' als 'n bespotting van de smart-geschiedenis waaraan ze hun bestaan danken. - Totdat het voor je-zelf gebeurt, je eigen kleine nietïge-ik den stoot ontvangt, die je in den zwarten afgrond werpt, bij de anderen. - En dat is het ergste niet. - Veel erger is die verschrikkelijke vrees voor wat je liefhebt, wat je niet missen kunt, wat je leven maakt tot geluk - O, die te zien heengaan vóór je, dat is het ergste, het aller-ergste. En die vrees alleen is al een marteling. Een, die je komt kwellen midden in je heerlijkste gelukoogenblikken. Wie weet wat morgen brengen zal?
Wie weet, of ik straks niet alléén zal zijn, beroofd van dat dierbare, dat nu nog mijn teven maakt tot vreugde!
'n Beetje geluk, een beetje persoonlijk, stil geluk, mijns inziens is dat het éénige, wat de moeite waard is, bij al dat vergankelijke om je heen. - Hoe kunnen de menschen toch hun korte aardsche bestaan bederven met een onzinnige jacht om eer of aanzien of roem, al die dingen, die met hen-zelf ten grave dalen, en waarvoor ze hun eigen rust en hun eigen huiselijken vrede, en dikwijls hun gezondheid ook nog, offeren?
Weet ge, wat boven mijn bureau hangt, al sinds vele jaren? Een photographie naar een schilderij dat ik in Berlijn eens zag, in een van de musea: Die Jagd nach dem Glück. - Het is een ruiter, die het bedriegelijk beeld dat hem veelbelovend wenkt, na-ijlt, in zijn wilde vaart vertrappend wie onder hem raakt, een vrouw, zijn arm slachtoffer, ziet hij niet eenmaal, dood-uitgestrekt onder zijn ros. Begeerig strekt hij de hand naar de licht-figuur die vóór hem zweeft. - Maar van achter nadert de andere, de Onoverwinlijke. - Grijpt hem bij den schouder, juist als hij méènt het Geluk te bereiken. - Dat is wèl het leven. Dáárom houd ik mij die photographie - een geschenk van mijn overleden vader - als een soort symbool altijd voor oogen. - Er is niets, niets, dat de moeite waard is om voor te leven, om naar te streven, of zichzelf om te kwellen, niets dan dat eene: wat liefde in en om je heen, dat je zelf verwarmt, en die anderen die je liefhebt óók verwarmt, zelfs in de doods-ure.
- Ja, dat is juist het ongeluk, dat trional in zijn gevaarlijke gevolgen nog veel te weinig bekend is. Mijn geval werd door de Bonnsche doktoren Burkart en Vogel beschreven in een van de meest-bekende, ook ten onzent door de artsen veel-gelezen duitsche medische vak-bladen: De Berliner Klinische Wochenschrift. Daar U die zaak zoo interesseert, zend ik U daarvan een ex: ter inzage. Gij moogt het ter waarschuwing gerust aan anderen laten lezen. -