komt natuurlijk aan op den inhoud. - Voorloopig eens in de maand, dunkt mij. -
Van der V. - Uw schrijven, naar aanleiding van mijn boekbeschouwing over Scharrelvreugde van Rudolf Feenstra, deed mij bijzonder veel genoegen. - Dat U in Uw vak reeds de tweede zijt, die mij zulk een bewijs van instemming kwaamt geven, is in elk geval een verblijdend teeken, in verband met hetgeen dominée Ternooy Apèl later in dit blad vóórstelde, om de verspreiding van dergelijke vuile lectuur tegen te gaan. - Gij vindt het droevig, dat jonge-meisjes, die zulke lectuur in handen krijgen, met recht een gemeenen indruk zullen krijgen van ‘den’ man. - Ik ook! Maar ik vind een jong-meisje, dat zulke lectuur voor haar genoegen leest, evenzeer onrein, als de jonge-man die zich bezondigt aan gemeenheden. - Dat er absoluut geen verschil zou zijn tusschen man en vrouw in deze dingen, kan ik U niet toegeven. - M.i. heeft men wel degelijk het recht in dit opzicht der vrouw een strengeren maatstaf aan te leggen dan den man. Heel de natuur wijst daarop. Maar vuil, pervers, gemeen, behoeft geen enkele man te zijn. - Ik vind een diepgaand verschil tusschen de sterker ontwikkelde zinnenbegeerte van den normalen man, vergeleken met die der normale vrouw, en verdorvenheid, smerigheid, een onzedelijk leven in één woord. - Het andere boek waarover gij schrijft, heb ik gelezen. De auteur is mij persoonlijk eenigzins bekend, en ik geloof dat hij geheel en al is bevangen door den geest van den tijd, die jonge auteurs wijs maakt, dat zulke wansmakelijkheden ‘kunst’ zouden zijn. - Juist echter wat gij-zelf constateert, dat hier verliederlijkte vrouwen worden geschilderd, is dunkt mij een bewijs vóór mijn stelling. - Iedereen voelt dat zulke vrouwen - goddank - uitzonderingen, ‘bedachte’ typen zijn, en geen natuurwaarheid uit het alledaagsche leven. - Is dat echter óók waar voor de scharrelende mannen-typen van Rudolf Feenstra? - Wanneer
die werkelijk zulke uitzonderingen waren als U het zou willen doen gelooven, zouden dan de steden zóó vol kunnen zijn van nachtkroegen, bordeelen, verdachte rendez-vous-huizen, enz., enz.? Helaas, het valt niet te ontkennen dat, dank zij ongeloof en hedendaagsche ‘ontwikkeling’, ‘de’ man er hard op achteruit gaat in zedelijkheid. -
Ja, dat geloof ik met U, dat de uitgevers en houders van leesbibliotheken heel dikwijls niet weten wat de inhoud is van de door hen onder het publiek verspreide boeken. - In den Haag was ik eens getuige hoe een hoofdbediende uit een bekende leesbibliotheek daar, aan een opgeschoten burgerschool-meneertje een van Van Deyssels smerige producten weigerde onder voorwendsel van het niet voorradig te hebben. Toen het jonge mensch was afgetrokken, zeide de bewuste bediende lachend tot mij: Aan jonge menschen weiger ik altijd zulke boeken. - 't Is maar beter dat ze die niet lezen. - Deze man was dus wèl op de hoogte en vatte zijn ambt ook op 'n plichtgetrouwe wijze op. Maar gewoonlijk heerscht bij uitgevers en boekhandelaars grove onwetendheid op menigerlei punt. In Dusseldorf was ik voor eenige jaren in een prachtigen boekhandel, waar mij een nieuw werk van Sudermann in het oog viel, in het fransch vertaald. Op mijn verzoek het mij in het duitsch te geven, zette de meneer, die mij te woord stond, groote oogen op, en moest van mij vernemen dat Sudermann een Duitsch auteur is, en het bewuste werk dus was vertaald - (!)
Met U ben ik het heelemaal ééns, dat publiek-zelf zulke vuile lectuur aanmoedigt en wenscht. Wat gij daarover schrijft neem ik hier woordelijk over. Het is een antwoord op het voorstel van Dominee Ternooij Apèl, een illustratie van zijn beweren dienaangaande:
Ellendig, ja misschien nog het ellendigste van alles is nog, dat juist het tegenwoordige publiek (natuurlijk in 't geniep) voor een groot deel niet anders wil, dan juist zulke lectuur, Ik heb reeds dikwijls het plan gevormd, zelf aan mijn zaak een bibliotheek te verbinden, maar dan een anti-pornografiste, een, waaruit alles geweerd wordt, dat niet door een elkeen gelezen kan worden. -
Wanneer ik nu echter gegevens put uit de blibiotheek-administratie van mijn vriend, dan blijkt mij, dat het onreine 20 × meer ter lezing uitgaat, dan het reine! - Met zulke gegevens vóór mij, durf ik heusch mijn plan niet uitvoeren. Het zou geld in 't water smijten zijn! -
Voor Uw goede meening ten opzichte van mijn invloed in dezen ben ik U zeer dankbaar. Maar zelf geloof ik niet, dat de wansmaak en de vuile neigingen zullen zijn te wijzigen. Zoo lang ik echter recenseer, zoo lang zal ik het eerlijk en naar mijn geweten blijven doen, en protesteeren uit al mijn macht tegen smerigheid en onzedelijkheid en vuilheid. ‘Durven’ is daartoe inderdaad noodig, want met vuil werpen deze heeren kwistig rondom zich, uit wraak dat men hen aan de kaak stelt. - Als de Querido's, de van Deyssels, de de Meesters, de Steynen's, enz., enz., niet dáárin hun kracht zochten, menig in den grond fatsoenlijk criticus zou eerlijker zijn in het zeggen zijner meening over hun walgelijke straat-taal. De vréés echter weerhoudt dezen critici, de vréés voor scheld-partijen in de Nieuwe Rotterdammer, 't Handelsblad, De twintigste eeuw, Op de Hoogte, al die bladen (om van de dappere anonymi niet eens te reppen) in één woord, waarin deze heeren den boventoon voeren, en al die hen aandurft uitschelden in dezelfde achterbuurt-termen waarin ze hun ‘Kunstwerken’ schrijven. - Gelukkig sta ik dáárboven. - Al willen ze ook schelden en schetteren dag in dag uit, ik zal geen haar breed afwijken van hetgeen mijn geweten mij voorschrijft te getuigen. Daarop kunt gij rekenen.
Nevermind. - In orde ontvangen. - Van harte beterschap gewenscht.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.