véel vermag en grooten weerstand bieden kan aan op hem verzwakkend-werkende invloeden, indien hij zich diep doordringt van de waarheid ‘wie ernstig wil, is tot véel in staat.’
Zeker weet 'k het niet meer, maar was het niet wijlen prof: Donders die eens tot zijn studenten zei: vrienden, den aanleg hebt ge geërfd, maar aan ú om een aanleg ten goede te ontwikkelen en eenen ten kwade te bestrijden met alle kracht. Toont uw kunnen als vrucht van willen. Geeft niet toe; verzet u!’
Geschriften, als boven genoemd, kunnen ten goede werken in een tijd waarin - gelijk een Hoogl. in de geneeskunde vóor enkele jaren, blijkens m'n aanteekeningen, schreef: ‘de drukke studietijd, de strijd om het bestaan, een onbeteugelde litteratuur, verlies van godsdienst en moraal de komende eeuw doemen tot lijders en lijderessen aan zenuwen zielsziekten, waarvoor men maar al te dikwijls geen genezing zal kunnen vinden bij medische behandeling en in inrichtingen.’
Zeggen dergelijke uitspraken van tot oordeelen bevoegden niets? Gelukkig dat zij niet alleen van onzen kant komen. Immers, voor velen zouden zij dán reeds, om deze reden alleen, waardeloos zijn. Gepredikt worde het als van de daken: ‘Gij kunt wèl. Niet-kunnen zij soms het eind, nooit het begin van een pogen, een bestrijden. ‘Gij kunt’: niet als slotsom van alle wijsheid, maar prikkel tot verzet, tot inspanning, tot een niet laf en kinderachtig toegeven; niet in alles overwinnaar, maar zegevierend vaak. Ge zijt niet onmachtig, zoo min als alvermogend; gij kunt u oefenen, er u toe dwingen telkens méer te kunnen. Dit scheppe geen trots, maar blijdschap; dit verhooge het besef van verantwoordelijkheid jegens u en d'u omringenden.
Heeft niet de Heer Eshuys geschreven over den wil als geneesmiddel en aangetoond hoezeer het koesteren van verheven gedachten een middel is om den wil tot daad te doen worden?
Gezonde gedachten - wie zal het ontkennen? - oefenen invloed op het welvaren van het lichaam en van den geest.
‘Ik beuk - of bedwing - mijn lichaam en breng het tot dienstbaarheid.’
Werd dat aller leuze, men zou eens zien wat wilskracht vermag, hoe groot het weerstandsvermogen werd.
Ge treft menschen aan, als kinderen zuchtend, klagend, toegevend aan de allergeringste lichaamlijke stoornis en deze immer vergrootend door eigen schuld, tegenover hen die zich verzetten, zich er over heen zetten en tot veel in staat - tot geestelijke zoowel als lichamelijken arbeid - ondanks lichaamlijk-niet-welvaren.
Willen en nog eens willen, dat leere men.
Dit is de verdienste van het boekje, naar aanleiding van hetwelk hier iets geschreven wordt.
De schrijver spreekt allereerst over den invloed van het lichaam op den geest, op heel het innerlijk en teekent hoe allen met iets geërfds ter wereld komen. Die erfenis hebben we eenvoudig te aanvaarden en met haar rekening te houden ons heele leven, ook met die onzer zedelijke hoedanigheden. Hij wijdt zijn aandacht aan de verhouding van ziel en lichaam en hoe beide op elkaar inwerken.
Maar - zóo vraagt hij - zijn we eeuwig gedoemd ons te onderwerpen als werktuigen en slaven aan het juk van erfelijkheid of kunnen w' er aan ontkomen, allengs meer?
Ja - antwoordt hij zonder aarzelen - door zelf-opvoeding.
Wij kunnen onze gebreken geheel of voor een deel althans overwinnen. Wij kunnen ons innerlijk ontwikkelen ten goede.
Opvoeding beooge: invloed oefenen door het geestelijke, het innerlijke op het lichaamlijke.
Wij vermogen velen diér ziekelijke aandoeningen, waarin het innerlijk-zijn een groote rol speelt, het zwijgen op te leggen.
Menschen zegt hij - verhoogen hun lijden door hun gedachten, hun vrees, hun verbeelding, hun ‘bezorgd zijn voor den dag van morgen.’
Veel lijden schept de mensch of verzwaart het althans. Er is een hygiene van het lichaam, maar ook eene van het innerlijke, van de ziel.
Zie den vijand goed onder d'oogen, erken dat hij úw vijand is en durf hem aan te vallen.
Leer indrukken, invloeden trotseeren. Laten zij u niet in hun macht krijgen!
O die macht der verbeelding, der autosuggestie! Vestig niet altoos d'aandacht op u zelf: dwing u tot arbeid die inspanning vordert, die uw gedachten van u zelf afleidt; verontrust u niet over alles; wees niet al te vatbaar voor ‘impressies; emoties’; vraag niet steeds wat wellicht gebeuren kan. Over-