De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 351]
| |
lieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden. Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden. Redactrice.
P.S. Het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Den heer en mevrouw L.H. zeg ik hierbij vriendelijk dank voor hun briefkaart, naar aanleiding van de Boekbeschouwing in No. 16 (17 Oct.) van de Holl: Lelie.
Coba Dekker. - Voor U ontving ik, behalve het ingezonden stuk van mevrouw van Meurs-Giese, nog een briefkaart van Lotos, waaruit ik het op Uw vers betrekking hebbende gaarne woordelijk overneem hier: Zoudt u uit mijn naam aan Coba Dekker mijn sympathie willen betuigen voor haar mooi vers ‘Broederliefde’.? Ik weet haar adres niet, anders deed ik 't zelf.
Adé. - Ik had U juist geantwoord in de vorige Lelie, toen ik Uw brief ontving van 17 Nov. jl, en nu wil ik U daarop vooral om één bepaalde reden dadelijk antwoorden, namelijk om dat zinnetje, nadat gij mij zooveel van U-zelf en Uw gezondheid verteld hebt: ‘Maar ik vergeet, dat U misschien denkt, wat kan mij dat schelen van zoo'n vreemde’. - Ik zou het werkelijk naar vinden, als gij zooiets ook maar één oogenblik zoudt kunnen denken van mij, want juist met jonge menschen, die langdurig ziek zijn, heb ik altijd zoo innig medelijden, en zoo spreek ik dan ook dikwijls met mijn vriendin over Uw toestand, en heb haar alles daarvan verteld. Nog onlangs, toen wij langs het meer hier liepen, en de zon zoo heerlijk scheen over Caux ginds, kwaamt gij mij daarbij in den zin, en beklaagde ik Uw lot jegens haar. - Ik geloof ook, dat ik nog dubbel heb leeren mee-voelen voor zulke toestanden van bedlegerigheid, omdat ik-zelve zoo dikwijls ben ziek geweest, wel eens maandenlang heb moeten liggen. - Daardoor voel ik me nu zoo innig dankbaar voor elken mooien zonnigen dag, waarin ik mag genieten van de natuur, en denk altijd met medelijden aan zieke bekenden, (en gij zijt toch geen vréémde voor mij tengevolge van Uw brieven). - Ik geloof dat gij nog geen abonnée waart, en dus misschien nog niet hebt gelezen daardoor, wat ik vroeger eens in de Lelie schreef, dat ik mijn vriendin het allereerst heb liefgekregen door de grenzenlooze liefde en toewijding, waarmede zij den tijd vond, te midden van een héél druk leven, een tering-patientje op te passen, een jong-meisje, dat zich daardoor geheel en al aan haar had gehecht, en al haar vrijen tijd daardoor in beslag nam. Gij kunt dus wèl begrijpen, dat zij iemand is, bij wie ik met zulke gesprekken over Uw lot een sympathiek gehoor vind. - Ook den vorigen winter in Holland woonde ik van nabij een héél lang en héél geduldig gedragen ziekbed bij, waaraan ik nog zoo dikwijls terugdenk nu. - Dat vertel ik U om U er mee te bewijzen, dat ik de laatste ben, om onverschillig te blijven voor het leed van een ander, juist in dit opzicht. - Hoe dikwijls ben ik verleden winter niet in die ziekenkamer gekomen, zelve gezond, met een weemoedig gevoel ziende die arme zieke, die daar maar liggen moest, dag in dag uit. - Maar wat U betreft, willen we niet al te hopeloos gestemd zijn, nietwaar? Wat gij schrijft, geeft toch hóóp. Vooral het wat minder afnemen in gewicht. - Hetgeen gij over dat pension schrijft, deel ik op een andere plaats mede, met gróóten dank voor Uw bereidwilligheid. - De bewuste dame schreef mij juist een briefkaart, dat zij naar Menton wil gaan, doch Uw vriendelijk voorstel wijzigt misschien haar voornemen. - Ofschoon zij mij op de kaart meldt, hoe haar bezwáár tegen Grasse is, dat het niet aan zee is gelegen. Wij hebben hier in Montreux prachtig weer gehad; de laatste dagen nu en dan wat regen. Maar toch niet om over te klagen. - En de sneeuw ligt 's ochtends zoo prachtig over de bergen, en de bosschen daarop. - Neen, het klimaat hier is niet in één adem te noemen met Holland, dat is zeker. Het droge van de kou hier doet zoo weldadig aan.
M.G. - Ik ontving Uw briefkaart in goede orde, en met dank. Het is mij nooit te veel moeite terecht te helpen. Ook niet-abonnées wil ik graag van dienst zijn, wanneer zij de Lelie op eenige wijze in handen krijgen. Bovendien, als Uw zuster abonnée is, beschouw ik U-zelf toch als tot het gezin behoorend. Uw aandacht vestig ik nog op het onderstaande, mij toegezonden door de briefschrijfster uit Grasse: Als die dame, die U naar een eenvoudig pension vroeg, wat meer wil weten, van het pension, waar ik geweest ben, wil ik haar heel graag alle mogelijke inlichtingen geven. Voorloopig wil ik haar wel meededen, dat het een kleine familie is (geen kinderen), Mijnheer Quéhen is missionaris, en werkt veel onder de Katholieke bevolking van Grasse om ze Protestant te maken Mevrouw is een Engelsche. Er wordt aan huis Engelsch en Fransch gesproken. De kamers zijn allerliefst en ruim; het is er zindelijk en gezellig; maar het eten hangt van de keukenmeid af. Elk saison is er een andere Ik trof een Duitsche, die smakelijk kookte. Maar toen ze met Mei wegging, heb ik 5 weken lang van Mevrouw's kookkunst genoten(!) die koken het naarste werk vond, dat er bestaat, en dan nog alles op z'n Engelsch klaar maakte. De milk-puddings waren er altijd goed, ook, als er eens wat gebakken werd, maar al wat gestoofd of gekookt werd, was niet naar mijn smaak. Maar, dat lag ook dááraan, dat ik buiten het saison er was. Van 1 November tol 1 Mei heeft men het er goed. Mevrouw is vroolijk en hartelijk; Mijnheer altijd bereidwillig van met alles te helpen of in de stad allerlei te bestellen, (want 't is een kwartiertje van de winkels af). Er is een ruime badkamer vlak tegenover de 3 slaapkamers; en er zijn in 't geheel maar 3 flinke en 1 klein kamertje voor gasten. De groote kamers komen 8 francs per dag; het kleine kamertje 6,50 francs. De groote kamers komen uit op een ruim balcon en liggen alle op 't Zuiden Als die dame zin heeft het eens daar te probeeren, zou ik wel zelf even aan Madme Quéhen willen schrijven, dat ze 't weet; want het is geen gewoon pension. Meest hebben ze Engelsche bekenden gedurende de wintermaanden daar, en ik ben er ook door een Engelsche dame aan gekomen.Ga naar voetnoot*)
Excelsior. - Ja, als ge achter de schermen kijkt, zooals gij door die geschiedenis van de stukken van Uw vriend nu eens weer hebt kunnen doen, dan ziet ge wel hoeveel geknoei er achter zit bij dat recenseeren etc Daarom hecht ge er ook nog veel te veel aan soms, wat die of die zegt, of wat in de courant staat, etc. etc. - Ik moet altijd lachen, als ge 't U daarover zoo druk maakt, want het spreekt van-zelf, dat zóó iets niet is te vermijden. - Als iemand onafhankelijk is en zijn eerlijke meening in het publiek zegt, zonder onderscheid des persoons, maakt hij zich natuurlijk een boel vijanden; dat is nu eenmaal niet te vermijden, en, in ons kleine landje, waarin iedereen elkaar kent en bepraat, en van elkaars omstandigheden afweet, wordt zoo iets gewoonlijk een eindeloos zeuren en herkauwen en van onder-af-aan hetzelfde zeggen. Hoe hooger iemand staat, hoe onverschilliger hij dáárvoor wordt. Geloof me, er is maar één richtsnoer voor een eerlijk publiek persoon, dat is zijn eigen geweten. Ja, Querido is een ex-diamant-werker. Wel, als hij een verzameling gekken vindt, die plezier hebben hem een jaarlijksche rente toe te leggen, dan kan hij naar hartelust romannetjes schrijven, dat is zeker. Er zijn altijd menschen in de wereld, die gekke dingen doen met hun geld. Dus misschien lukt het wel. - Ik heb Querido, Alberdingk Thijm (van Deijssel) en De Meester indertijd over hun ‘letterkundige lezing’ in Amsterdam 'n klein beetje de | |
[pagina 352]
| |
waarheid gezegd (Telegraaf). - Trouwens, dat is maar één keer geweest uit velen. Uit Uw tweeden brief citeer ik gaarne Uw getuigenis over verpleegster-worden: Uit dat alles spreekt geen greintje roeping, of tenminste, lie devotie toewijding! Ik weet trouwens zelf heel goed, hoe velen 't als vak alleen doen; 't is geen veronderstelling van mij, ik weet 't zeker. Want ikzelf heb met verscheidene meisjes, die een vak moeten kiezen, gedelibereerd over vrouwenbetrekkingen, en ik weet dat ze, na uitgemaakt te hebben voor de meeste daarvan volstrekt ongeschikt te zijn, besloten met een: ‘dan blijft er niets anders over dan verpleegster te worden!’ Ik geloof, dat de gróótste helft van de meisjes die dit vak kiezen, zich in 't minst geen voorstelling hebben gemaakt vroeger, van al de plichten die 't voor hen zou meebrengen. Ze hebben zoo'n visioen voor zich van een troostende, lieve, en opgewekte vrouw aan een ziekbed, die de zieke moed inspreekt, enz enz. En met dat visioen voor oogen, besluiten ze hun overdenkingen: ‘'t is toch een mooi en nobel iets, verpleegster te worden, en ik zal er wel geschikt voor zijn.’ Een tijdje geleden was 't een rage om dit werk te kiezen, en 't was ook wezenlijk opmerkelijk, dat 't bijna allen meisjes waren die een pretleventje achter den rug hadden, en die niet erg geschikt schenen voor 't zware verplegingsbaantje. Wat wonder, dat de menschen lachten, en naderhand alleen maar bij 't hooren van 't woord ‘verpleegster’ al meesmuilden. Ik weet dat dit zòò erg liep, dat sommige ernstige meisjes die werkelijk zin in die betrekking hadden omdat ze meermalen zieken hadden verpleegd en dit werk als vak voor zich wezenlijk geschikt vonden, er haast niet voor durfden uit te komen! Ik kon me wel begrijpen, dat de meesmuilende menschen bij die eerstgenoemde ‘blasé van 't uitgaan’ meisjes, aan zoo'n plotselingen ommekeer onmogelijk konden gelooven, en hun verdachten 't verpleegsterbaantje nu niet juist om 't verplegen gekozen te hebben! 't Is alleen maar jammer dat de goeden onder de kwaden lijden moeten De enkelen, die 't geheel uit roeping hebben gedaan, moeten verdenkingen dragen die zij niet hebben verdiend. Maar daar is nu eenmaal niets aan te doen. Ze zouden toch niet geloofd worden als ze zeiden, dat ze werk niet deden uit bijbedoelingen, want de meeste anderen zeggen dat immers óok en handelen er dikwijls niet eens naar. Zóó sterk is 't zelfs, dat enkel en alleen voor hun onderhoud werkende verpleegsters boos worden als men hun zegt, dat ze 't doen om hun brood er mee te verdienen. Allen willen ze doorgaan voor opofferende vrouwen, die geheel belangeloos hun leven aan het liefdewerk geven. Waarom willen ze er eigenlijk niet voor uitkomen dat ze het in hun eigen onderhoud moeten voorzien; ze onteeren zich daardoor toch evenmin als alle andere werkende vrouwen, dunkt mij. Ik heb altijd gedacht, dat 't hun tot eer strekte als ze een vak kozen zooals dit, omdat 't tot een van de mooiste en moeilijkste kan worden gerekend. De rest van dien brief lijkt mij te intiem voor verdere beantwoording. - Wat gij schrijft over het ‘standje’ van Uw onderwijzeres trof me weer als een bewijs dat gij en ik, zooals ik U indertijd schreef, in dat artikel voor U, heel veel in onzen aard gemeen hebben, want, wat zegt gij er wel van, dat mijn vriendin mij nu nog dikwijls over datzelfde gemis een standje maakt, en beweert dat ik te weinig heb daarvan, waar de meeste menschen er te véél van bezitten. Dat láátste is m i. zeker waar. Ik verbaas mij altijd over die eigenschap, die vooral in het vrouwelijk geslacht verbazend sterk is, en verbazend toeneemt ook nog door de moderne opvoeding. - Voor al Uw moeite met die copieën en toezendingen veel dank, maar het is overbodige moeite, want ik lees al die dingen hier ook. - Ook vriendelijk dank voor de leuke foto's.
J.W. - Ik heb Uw stuk geplaatst, omdat ik het ééns ben met wat gij schrijft over Hollandsche meisjes: Altijd trof het mij dat het hollandsche meisje zich zoo aanstelt. Waarom kan een Engelsch of Afrikaansch (lees Transvaalsch) meisje zoo iets liefs hebben, zich zoo aardig kleeden, zich zoo als dametje gedragen, en waarom is het hollandsch meisje zoo dikwijls zoo ruw? Dikwijls weten ze dat haar iets ontbreekt noemen daarom andere meisjes maar onbeduidend en oppervlakkig. (Zéér waar is deze laatste opmerking van U.) - Zelve heb ik veel gereisd, óók in de koloniën, en óók geconstateerd dat de meisjes dáár zich vrij wat beminnelijker en innemender voordoen, dan het hedendaagsche hollandsche meisje, zich beter kleeden, en daarom volstrekt niet altijd minder ontwikkeld zijn dan eerstgenoemde. - Vermoedelijk ligt dit voor een groot deel daaraan, dat de vrouwen-emancipatie, met haar onvermijdelijken nasleep van man-naäpen, nog niet zulke afmetingen heeft aangenomen in die landen, als ten onzent. Ook, en dat is niet hare schuld, maakt de strijd om het bestaan, het harde-moetenwerken, een vrouw dikwijls onelegant, haastig, meer practisch dan smaakvol-gekleed, onafhankelijk en zelfgenoegzaam en zelfbewust in haar optreden en met dat al toch innerlijk onbevredigd en haar ware richtsnoer kwijt. Ook die toestand is veel minder erg in de koloniën, waar de vrouwen lang niet zoo hard werken, en zoo allerlei betrekkingen bekleeden dan ten onzent. - Daar wordt ze nog veelal onderhouden, óók als er geen geld is, door familieleden of vrienden. - De gastvrijheid voor onvermogende bloedverwanten, en het besef van den familie-band en zijn verplichtingen, heerscht dáár veel sterker dan hier Intusschen moet ik tegen Uw scherpen aanval op Caprice, persoonlijk protesteeren, omdat ik haar ken, en weet, dat gij U geheel vergist, en zoowel van haar leven als van haar bedoelen in dezen U een geheel verkeerde voorstelling maakt. Neen, waarom zou ik U Uw brief ‘ten kwade duiden.’! Ik vind hem zeer wáár, en hoop dat hij niet Uw laatste zal zijn, nu gij eindelijk den moed en den lust vond tot schrijven. Van ‘lastig-vallen’ is immers geen sprake. Iemand met Uw ondervinding in den vreemde kan integendeel juist menig ware opmerking ten beste geven - Waar gij dan ook schrijft: ‘reeds dikwijls had ik het voornemen over een of ander onderwerp mijn meening te zeggen’, hoop ik zéér, dat gij dit voortaan werkelijk zult doen.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |