Correspondentie van de redactie met de abonnés
De redactrice van de Holl: Lelie brengt ter kennis van de lezers van dit Blad, dat zij géén manuscripten, of brieven, haar naar aanleiding der redactie-aangelegenheden toegezonden door niet-abonnés, kan beantwoorden langs particulieren weg. De correspondentie in dit Blad dient zoowel tot de beantwoording van brieven, als tot de mededeelingen betreffende aangenomen en geweigerde bijdragen, en zij, die zelve geen abonné of abonnée zijn, kunnen dus niet verwachten langs een anderen dan den correspondentie-weg te worden beantwoord. Wanneer zij door leesgezelschapkring, of samen-lezen, of op welke wijze dan ook, gelegenheid kunnen vinden de correspondentie-rubriek te volgen, dan is de redactrice bereid hen dáárin te beantwoorden.
Op dezen regel wordt voortaan géén uitzondering meer gemaakt, en afzonderlijke nommers, correspondentie-antwoorden aan niet-abonné's behelzend, worden niet meer toegezonden.
Redactrice.
P.S. het spreekt van zelf, dat deze regel alleen geldt voor eerstbeginnenden, èn voor briefschrijvers die in de corr: rubriek thuishooren.
Excelsior. - Uw vraag luidt:
Freule Lohman, U hebt eens in de Lelie gezegd, dat U de opvatting van Kainz in de rol Cyrano de Bergerac beter vond dan die van Coquelin, weemoediger, volgens U. Maar mag ik U daar een vraag over doen? Vooraan in 't boek slaat:
‘C'est à l'âme de Cyrano, queje voulais dédier ce poème. Mais puis qu'elle a passé en vous, Coquelin, eest à vous que je le dédie.’
Edmond Rostand heeft Coquelin de rol zien spelen, en we mogen veronderstellen dat hij die met den acteur heeft behandeld; dit en, de woorden die ik aanhaalde, wijzen er toch op, dat Coquelin de opvatting van den schrijver goed heeft vertolkt? Zou Rostand dan een ‘weemoediger’ opvatting hebben daarvan? En is een rol niet goed vertolkt als die aan de opvatting van den schrijver beantwoordt?
Naar aanleiding van die vraag heb ik voor U opgezocht, wat ik in het Ochtendblad van 23 Mei jl: in De Telegraaf schreef, in mijn critiek naar aanleiding van het optreden van Coquelin, in de rol van Cyrano. Ik laat het ter verduidelijking voor U letterlijk volgen:
‘C'est à l'âme de Cyrano, que je voulais dédier ce poème,
Mais puisqu'elle a passé en vous Coquelin, c'est à vous, que je le dédie.’
Aldus getuigt Edmond Rostand-zelf, dat Coquelin de ziel van Cyrano heeft gemaakt tot zijn eigene in zijn spel. Er is dus geen twijfel aan, dat de opvatting van Coquelin de ware, de juiste moet zijn! Toch herinner ik mij, hoe mijn eerste kennismaking met zijn Cyrano-vertolking, in de ‘Porte Saint-Martin’, in Parijs, mij niet zóó bevredigde, als ik had verwacht; omdat ik onder den invloed verkeerde van hetgeen ik gezien had van Kainz, in Berlijn toen nog. De Duitsche vertaling, met Kainz in de hoofdrol, is mijn eerste bezoek bij Cyrano geweest. Misschien komt het ook wel een beetje dáárvan, omdat ik toen inééns dat stuk zoo héél lief kreeg, dat ik aan die eerste Duitsche kennismaking altijd met een zekere vóórliefde terug denk. Kainz -, het Duitsch en het karakter van den Duitscher leenen zich daartoe ook, - legde iets ideaals, iets schwärmerisch, iets weeks en overgevoeligs in zijn Cyrano, waardoor je zijn leelijken neus niet meer zag, hem zelfs geen oogenblik leelijk kon vinden. Bij hem trad veel minder sterk dan bij Coquelin het overmoedige en geestige op den voorgrond; den Gascogner zóó spelen, als Coquelin dat vermag, dáárvoor moet je een Franschman zijn! Dat kan zelfs 'n Kainz hem niet nadoen! En dan zijn onvergelijkelijk zeggen van die vloeiende, die zangerige verzen, in dat welluidend Fransch!
Ik herinner me, hoe ik dien eersten keer in Parijs dikwijls heb geluisterd met gesloten oogen, omdat het zien me stoorde, omdat het was als muziek. - Je moogt dan vinden, bij critische beschouwingen, dat Rostand het àl te gemakkelijk kan: dichten, dat hij daardoor wel eens wat héél lang wordt, en wat véél aan elkaar rijmt, je kunt toch niet anders dan hem liefhebben, om de schoonheid van het geheel, om den gevoelvollen eenvoud van regels als:
Ne m'a pas trouvé beau. Je n'ai pas eu de soeur.
Plus tard, j'ai redouté l'amante à l'oeil moqueur.
Je vous dois d'avoir eu tout au moins une amie
Grâce à vous une robe a passé dans ma vie’.
Dat te hooren zeggen met zachte teerheid door dienzelfden Coquelin, van wien ge het bekende:
‘Ce sont les cadets de Gascogne’
eenige oogenblikken vroeger met zooveel bravoure hebt hooren voordragen, die in het derde bedrijf met zoo gloeiende, weemoedige aandoening zijn liefde zegt aan Roxane, op het balcon, om in het volgend oogenblik de kracht te vinden tot den overgang van lichten scherts, als hij de Guiche op een afstand moet houden, - zie dat is een van die kunstgenietingen, die je nooit moede wordt, die je overal opnieuw opzoekt, zoo dikwijls je de gelegenheid hebt Coquelin opnieuw te hooren, in Rostand's meesterwerk.
Gij ziet uit het bovenstaande, dat ik natuurlijk berust bij de uitspraak van den in dezen alléén tot een eind-oordeel bevoegden Rostand.
Ik geloof niet, dat de bewuste dame, die gij kent, dezelfde is tot wien ik de correspondentie richtte, omdat deze blijkens haar schrijven reeds langeren tijd tot de abonneés behoort, terwijl de Uwe nog eerst sinds kort abonnee zon zijn geworden. - Misschien wilt gij haar een nommer zenden van die bewuste correspondentie aan F.L.S., waaruit zij dan zou zien, dat gij haar goed hebt ingelicht? - Wat gij mij van die boeken schrijft, deed mij natuurlijk veel plezier, en ‘vragen’ er over wil ik steeds graag beantwoorden. - De bewuste ‘brieven’ heb ik nog niet gelezen Principieel haat ik de uitgaven van dergelijke intieme uitingen, die bijna altijd het uitvloeisel zijn van uitgevers-speculaties. Hebzuchtige bloedverwanten en vrienden laten zich dan vinden tot het afstaan van in vertrouwen ontvangen epistels, volstrekt, niet bestemd voor het groote publiek. Op die manier moet dat een verkeerden indruk krijgen van de(n) schrijver ervan.
Wat nu ten slotte die zoo ernstige vraag aan het einde van Uw brief betreft, ik geloof wel dat ik daarop Ja durf antwoorden - maar méér dan ‘gelooven’ kan zoo iets niet zijn. - Ik ben opzettelijk een beetje zakelijk gebleven in mijn antwoorden, omdat gij zelf vrees koestert U te verraden. -
Eugenie. - Ik heb alles in goede orde ontvangen.