lezen staat! Ze werken goed; waarom zouden ze niet zoo goed kunnen werken als de mannen, maar - fysiek zijn ze er niet tegen bestand. Ze zijn dan ook van een subtieler maaksel dan de heeren der schepping; dat is nu eenmaal zoo. Hun plaats is toch ook niet daár, nietwaar? Hun plaats is in den huiselijken kring bij man en kroost... Maar als die plaats hun niet is beschoren, dan zoeken zij een werkkring, die 't beste past bij hun aanleg...
Die fysieke ongeschiktheid doet zich ten eenenmale voelen, hoe zij er zich ook tegen in zetten. De zenuwen nemen de overhand, zij overwerken zich, zij voelen zich ellendig en wenschen op 't laatst niets liever, dan een eind te maken aan hun leven... maar, daartoe behoort oòk moed...
Zij eindigen met in een sanatorium voor zenuwlijders gebracht te worden; sommigen worden krankzinnig... Het is maar al te waar, dat er tegenwoordig niet genoeg van die gestichten zijn, en meest vrouwen gaan daar naar toe...
Overal wordt gezocht naar een beetje geluk, en in plaats daarvan zien wij steeds zorgen en nog eens zorgen... Geldelijke zorgen, fysieke zorgen en - moreele zorgen.
Ieder heeft zijn pakje te dragen en ieder vindt zijn eigene zorgen het ergst, doch naar mijn idée, zijn de moreele de vreeselijkste.
Aan geldelijke zorgen kan er nog iets gedaan worden, door giften van den een of ander, door hulp en redding, die er kan opdagen.
Aan fysieke zorgen kan zooveel mogelijk door den medicus hulp worden verleend en in den tegenwoordigen tijd zijn de uitvindingen ter bestrijding van alle mogelijke kwalen, groot...
Maar - aan moreele zorgen, daar is niets aan te doen; zorgen, die in je ziel ingrijpen, zorgen, waarvan de buitenwereld niets vermoedt, zorgen, die je voor je zelf opkropt en bewaart in je inwendig ik, zorgen, waar geen medicus hulp kan verleenen en waar geen kruid voor gewassen is, zorgen, waar het slijk der aarde niets meê te maken heeft, die moreele zorgen zijn het, die je leven verlammen en als het ware doet hunkeren naar het oogenblik, waarin ons lichaam sterft en de ziel zich verplaatst naar oorden, waar, we zullen het hopen, eindelijk de rust zal aanbreken voor ons, de rust, de lang gewenschte rust...
En dáárom behoort er wel degelijk moed toe, om het leven te dragen; zouden wij het versje van de Génestet voor ons niet kunnen veranderen en zeggen:
Levensmoed is 't ware leven,
Dat de ernstige aard kan geven,
Van haar weelde en overvloed.