De Hollandsche Lelie. Jaargang 20
(1906-1907)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 209]
| |
3 October 1906.
| |
Hoofdartikel
| |
[pagina 210]
| |
doch - wat w'u smeeken mogen om u wentwille en om uwer lezerswille - opent uw oogen wijd, legt beide ooren te luisteren, ontsluit uw hart, opdat ge evenzeer het goede, het den mensch waardige en bemoedigende, het met vertrouwen in menschen en in de toekomst vervullende moogt opmerken en waardeeren. Er is een optimisme dat slechts is: luchthartigheid, oppervlakkigheid, harteloosheid, grof egoïsme, maar er bestaat ook een pessimisme dat de openbaring is van eenzijdigheid, van verblindheid en ongeloof. Tot allen, die in de wereld en in het leven alleen datgene zien, dat doodt alle opgewektheid, alle veerkracht, alle geloof in menschenadel, in de zegepraal van hooge beginselen, alle vertrouwen.. deze vraag: maar gij, wat doet gij om van uw leven iets goeds te maken en het leven der u omringenden te verrijken en te verheffen, hun lijden te verzachten? hebt gij, gij die maar immer klaagt en jammert en zoo diep schijnt gebogen te gaan onder 's levens last en der menschelijke smart en zonde, hebt gij gearbeid met heel uw hart, gekampt met al uw krachten, hebt gij liefgehad en betoond toewijding? hebt gij zwakken gesteund, verdwaalden terecht gebracht, hongerenden gespijzigd, weenenden vertroost, moeden geschraagd? hebt gij zonde ontmaskerd, onrecht bevochten, smeulend vuur aangeblazen, geestdrift gewekt, hoop gevoed, al wat goed en schoon en rein is gewaardeerd? Zoo hij niet deedt uw plicht, zoo gij niet de wereld ingingt goeddoende, komen uw zuchten en klachten niet uit een hart dat meevoelt, mee-lijdt, niet uit een hart dat niet den drang kon wederstaan om licht en warmte om u heen te brengen en leven te wekken. In dezen tijd van pessimistisch denken, schrijven, dichten, in dezen tijd van twijfel en ongeloof, van wanhoop aan het leven, is bedoeld boek van reine blijmoedigheid zeker al duizenden welkom en tot zegen geweest. Geschreven in een bemoedigenden geest in een helderen en eenvoudigen stijl, in goed Hollandsch vertaald, blijve het ook hier voortgaan te bekoren, te boeien, te stichten, d.i. op te bouwen! Er spreekt een blij idealisme uit, dat goed zal doen aan allen die behoefte hebben aan vriendelijke, opbeurende, hoopvolle woorden. ‘De schoone wereld,’ die wij ons zelf kunnen scheppen, zal weifelenden een weldaad zijn. De schrijfster zingt van een schoone wereld, waarvan zoovelen in stille uren droomen, liefde en rust en vrede brengend in hun eigen gemoed en daarvan uitstortend over anderen. ‘Zij leidt ons in de lichtende hallen van haar gelukspaleis, dat zij zich zelf opbouwde door ernstig denken.’ Zij is iemand die begaan is met het lot van velen, die hun verwachtingen bouwen op stoffelijk welzijn alleen en daardoor zelf de oorzaak worden van hun teleurstellingen. Er spreekt uit haar woorden deernis, maar ook verontwaardiging en flinke dingen zegt ze over maatschappelijke wanverhoudingen zoowel als aan het adres van hen die eens ‘onder handen’ genomen moeten worden. In onze dagen van noodlotstheorieën, van ‘niet kunnen’, van gebrek aan wilskracht en energie, doet het goed zulk een boek te lezen, d.w.z. het in rustige, stille uurtjes ter hand te nemen. 't Is een boek om den dag mee aan te vangen of te eindigen. Onwillekeurig zult ge een stuk lezende en overdenkende, vele gedachten beamend maar ook vele niet deelend en bestrijdend - telkens bij een mooie gedachte even ophouden, er een streepje bijzetten of haar opteekenen en voegen bij uw verzameling citaten. Het eerste hoofdstuk heeft als opschrift ‘De schoone wereld’ en teekent hoe men er zich zelf eene scheppen kan. ‘Onrust en kwelling kan men een geestelijke tering noemen.’ Sommige zorgen en smarten kunnen verholpen worden.. andere niet; in het eerste geval, denk er niet te veel aan en draag ze met zooveel moed, dat ze eindelijk in een zegen verkeeren.’ ‘Velen verzuimen een helpende hand anderen toe te steken.. doordat zij zoozeer op zich zelf letten, dat zij de gelegenheid tot helpen niet opmerken.’ Een ander gedeelte handelt over ‘Vriendschap’. ‘De vermeerdering van onze betrekkingen in de samenleving hangt minder af van de gelegenheid, dan wel van ons medegevoel, onze sympathie voor anderen.’ ‘Vrienden worden ontdekt, maar niet gemaakt.’ ‘Bij uw deur staat hij te wachten,
Komt tot u, als gij 't verdient.’
‘De beste wijze van omgang met anderen is, bij hen de beste zijde te ontdekken en te voorschijn te brengen.’ In zijn vriend bemint men zijn hooger ik. Wederom een nieuw hoofdstuk draagt ten titel: ‘Ons maatschappelijk heil.’ | |
[pagina 211]
| |
‘Laat ons velen doen deelen in alle hooge en edele voortbrengselen van den geest en hen tot iets goeds brengen.’ ‘Er is de vreugde van iets te bezitten en het nog grooter genot, geestelijke bezittingen anderen mee te deelen.’ ‘Er is een beschaving zóo waar en fijn, dat zij door niets en niemand besmet kan worden. Men moet personen - evenals schilderijen - in het rechte licht plaatsen. Alleen edele zielen helpen ons voort. Idealiseer het leven, maar maak gij dat het dit waard is. Schoone woorden worden in een hoofdstuk ‘Ondeugd en raad’ gezegd over zelfvertrouwen, dat moet samengaan met waardeering der grooter wijsheid van anderen. Geloof in u zelf; twijfel en wantrouwen zijn ‘wegvretende krachten!’ ‘Een welgeslaagd leven ligt in de hoedanigheid van ons dagelijksch leven.’ Eindelijk behartigenswaardige gedachten in ‘Wenken en aansporingen.’ ‘Eén echo van de stem van ons geweten en onze zielen zijn voor altijd veranderd.’ ‘Ontsteek in uwe zielen het vuur des geloofs.’ ‘Het heelal behoort hem die weet, wil en bidt.’ ‘Godsdienst is de motor van het leven, die alles in beweging houdt.’ ‘Geloof is een even positieve kracht als stoom en electriciteit.’ Doch genoeg! Men zou wel willen voortgaan op deze wijze. Met elke beschouwing, voortkomende in dit boek, zal men het eens zijn. Doch dit behoeft ook niet. Eén ding is zeker: wie er aandachtig nu en dan in leest, ontvangt iets voor hoofd en hart. 't Geschrift vinde zijn plaats in de huiskamer! 't Leere ons opnieuw het leven tot een zegen te doen worden voor ons en d'onzen, door levenslust te paren aan frisschen, gezonden levensernst. Ja, ‘'t leven is een zegen!’ Aan ons om deze stelling wáar te maken!
Ds. J.F. TERNOOY APEL. |
|