voor een gelukkige vereeniging: sympathie, zieleverwantschap? Op zijn best komt dit mede in aanraking, maar als hoofdzaak geldt te letten op wat men met droeve scherts gewoon is no 1 te noemen: overeenkomst in stand en of vermogen, terwijl soms ook verliefdheid, die toch waarlijk niet het kenmerk is van ware liefde, hierbij een ondergeschikte rol speelt. Ten einde onverschilligheid of afkeer te overwinnen, wordt menig jong bruidje voorgespiegeld, dat de liefde, die zij nog niet gevoelt, in 't huwelijk wel zal komen, evenals de eetlust onder 't eten, een zeer gevaarlijke stelling, die vaker valsch dan waar blijkt.
Zelfs werkelijke liefde tusschen man en vrouw is niet voldoende voor een gelukkige vereeniging der twee wezens. De hoogste aardsche zaligheid van den liefderoes duurt kort: die Leidenschaft flieht, die Liebe muss bleiben; die Blume verblüht, die Frucht muss treiben, en kan niet het duurzame geluk schenken, 't welk bestaat in de samensmelting of aanpassing door overeenstemming of wederzijdsche aanvulling van twee zielen. Wederkeerige achting en genegenheid, gebaseerd op volledige kennis van elkaar, is de noodzakelijke grondslag van een bestendige sympathieke vereeniging. Nadat de roes der liefde is voorbijgegaan, legt de nuchtere werkelijkheid aan de verbondenen de taak op harmonisch saam te werken tot elkaars geluk. De voorschriften van een ideale, volkomen zedelijke liefde moeten nu in practijk worden gebracht.
Voor een gelukkig huwelijk wordt meer geëischt dan velen in staat zijn te geven, want het bestaat in de practische toepassing der ideale naastenliefde. Er zijn in de mannenwereld vele onbewust-zelf-zuchtigen, namelijk de eenzelvigen. Zij bemoeien zich met niemand dan zich zelf, vallen niemand lastig, zij verlangen enkel goed bediend te worden door hun gedienstigen; want: zij betalen er immers voor. Evenmin als zij zich met anderen bemoeien, zijn ze er op gesteld dat anderen zich met hen bemoeien. Zij meenen zich zelf genoeg te zijn. Deze oesternaturen gevoelen meestal geen neiging tot het huwelijk; maar, neiging of niet, in vele familiën is trouwen zede of noodzakelijk voor 't bedrijf of ambacht. Te beklagen is de vrouw, die met zoo'n schelpdier moet samenleven. In zijn kluis is slechts plaats voor één, alles om hem heen roept: laat mij met rust, ik bemoei mij niet met u, leef gij ook uw eigen leven. Dat hij zijn vrouw niets in den weg legt en haar goed behandelt, rekent hij zich als verdienste aan; dat er meer van hem gevorderd wordt, dat hij voor zijn vrouw moet leven, d.i. zijn gedachten met de hare moet samenweven en moet trachten haar zieleleven te leeren kennen om daaraan deel te nemen, het komt niet in hem op!
Menig man ook beschouwt de vrouw als geschapen om hem te dienen, als minderwaardige. Indien zulk een heer der schepping in 't huwelijk treedt met een vrouw van geringer ontwikkeling dan hijzelf, wier ideaal van getrouwd-zijn is den man te bedienen en te behagen, in alles zijn mindere te zijn, de eerste dienstmaagd van den huisheer, dan treffen beiden het goed en de verbintenis loopt waarschijnlijk uit op een ouderwets-degelijk huwelijk. Maar dit is de vrouw onwaardig, hoewel deze slaafsche aanhankelijkheid, logisch gevolg van de opvoeding der vrouw sedert eeuwen, soms wel een natuurlijke, aangeboren vrouwelijke karaktertrek schijnt te zijn. Getrouwd-zijn is een contract tusschen collega's, een compagnonschap van twee vennooten met gelijke rechten, een nevenschikking geen onderschikking. De wet sanctioneert de onderschikking, maar de mensch staat hooger dan de wet. Deze regelt zich naar de menschelijke toestanden en verhoudingen, die ze codificeert, jammer alleen dat de wet dit vaak veel te laat doet. 't Huwelijksformulier druischt in tegen 't hoogste menschenrecht, het recht, neen de plicht zich zelf te zijn, het is een beleediging voor de vrouw, omdat het haar hoogst en heiligst bezit, haar individualiteit, haar persoonlijke vrijheid aanrandt. Daarom deugt het niet en kan niemand in ernst het tegendeel beweren.
Maar het formulier wordt krachteloos, waar de twee getrouwden één zijn in denken, voelen en streven, het is dan bloot formulier.
Voor de opvoeding der kinderen is de liefdeseenheid der ouders een eerste vereischte. Maar ook de gelijkwaardigheid van moeder en vader is van groot belang voor de vorming van zoon en dochter beiden. Waar de moeder de ondergeschikte is, ontstaat bij den zoon, hoezeer hij zijn moeder moge waardeeren en liefhebben, geringschatting van 't meisje, bij de dochter 't bewustzijn de mindere van den jongen te zijn. De traditie van de minderwaardigheid der vrouw verdwijnt daarentegen in een gezin, waar de moeder