polypenarmen en als wij ons van hem willen losrukken, om vrij te zijn en onze vleugelen vrij willen uitklappen, om ons te verheugen in onze vrijheid, dan - worden we met den vinger nagewezen door de joelende menigte, allen aanhangers van ‘fatsoen’, die ons op vitterige, kleinzielige manier trachten te benadeelen en onze inwendige mooiheid van ziel trachten te bederven! Onze breedheid van opvatting wordt te niet gedaan en omdat we nog niet onafhankelijk zijn, heeft die veinzende bende van ‘fatsoen’ ons benadeeld!
Zoo gaat het met degene, die zich buiten den kring van ‘fatsoen’ waagt! En daar staat natuur tegenover.
Zij lacht ‘fatsoen’ uit, altijd lacht zij hem uit, want ze weet het zelf maar al te goed: ‘Eéns, moet ge toch tot mij weder keeren, ééns moet ge u aan mij onderwerpen, want, ik, natuur, ik verloochen mij nooit!’
Wat helpt het of natuur in allerlei bochten en krommingen wordt verwrongen, het wreekt zich tòch, vroeg of laat! Alles wat natuurlijk is, is mooi, behoort zoo te zijn; daar behoeft geen anderen vorm aan gegeven te worden, want zooals het zich voordoet, is het goed.
Hoe dikwijls doen zich voorbeelden aan onze oogen op, dat, als natuur de bovenhand krijgt, men zich niet stoort aan fatsoen enz. enz.?
Heeft een jong meisje iemand lief en deze is ernstig ziek; wat geeft zij dan om fatsoen en maatschappij, ze laat alles varen en vliegt naar de kamer van haren uitverkorene, om zich met eigen oogen te overtuigen, hoe zijn toestand is.
‘Fatsoen’ zal haar daarna niet sparen en haar een sansprendre geven voor haar ‘durf’, want zóó noemt ‘fatsoen’ haar natuurlijken drang.
Liever duizend schelmerijen bedekt met den mantel van ‘fatsoen’ dan een door den drang van de natuur zich geven, waardoor zulk een persoonlijkheid, als een paria der maatschappij wordt beschouwd!
Liever ontelbare ontrouwheden van een man tegenover zijn vrouw (altijd bedekt), dan één keer partij trekken voor een gevallene.
Liever omgaan met vele ‘fatsoenlijke’ menschen, al zijn ze kleinzielig en bekrompen en onoprecht, dan met één, die in de gevangenis heeft gezeten voor een misdaad.
Wàarom? Ten eerste, wàarom kan de man zich nìet beteren? Ten tweede: weet gij waarom hij de misdaad beging en onder welke omstandigheden?
Het is zoo dikwijls: ‘tout savoir c'est tout pardonner.’
Er gaat niets boven natuur!
Vraag aan de medici of ‘fatsoen’ niet nadeelig werkt op de gezondheid? Vraag aan den burgerlijken stand of ‘fatsoen’ het aantal huwelijken niet vermindert?
Vraag aan de statistici het aantal buitenechtelijke kinderen en gij zult zien, dat dit cijfer aanmerkelijk gestegen is; de natuur krijgt wel een beetje meer de overhand dan vroeger.
Die banden, die touwtjes, waarmede fatsoen ons bekneld houdt, ze moeten weg, wij moeten ruimer in onze bewegingen zijn; anders kunnen we niet méer ons zelven zijn. Zie, een vogeltje, dat altijd in een kooi wordt gehouden, krijgt niet die ontwikkeling van het beestje, dat in de vrije lucht rondfladdert; een bloem, afgeplukt in een vaas, verflenst uit gebrek aan ruimte, lucht en licht!
Slechts dán, als die drukkende banden van ons weggenomen worden en natuur ‘het fatsoen’ vervangt, dàn pas, kunnen wij een gevoel van vrijheid krijgen.
20 April '06.