Margot. - Ik heb me al verwonderd, dat ik in zoo langen tijd niets van U hoorde, en verneem nu met groot leedwezen hoe al die tegenspoed daarvan de oorzaak was. Gelukkig dat het weer in orde is gekomen. - Ja, dat ben ik met U eens, dat een gezond gestel beter is dan alle examen-geleerdheid. Zelve ben ik door mijn verblijf buitenslands veel gezonder geworden gelukkig, en ik raad U aan om uit alle macht te waken dat gij Uw gezondheid niet opnieuw verliest; zij is een zoo kostelijk bezit.
- 't Geen gij mij schrijft over Uw school-kinderen heb ik ook altijd gehoord van mijn vriendin, die onderwijzeres is geweest op zulk een school, en steeds vol is van de liefde en de dankbaarheid dier kinderen. Zij heeft ook nog allerlei aardige kleinigheden van hen, en vertelt mij dikwijls aandoenlijke verhalen uit dien tijd, waarvan ik U hier één wil meedeelen.
Het was tegen St. Nicolaas, - hier ïn Amsterdam is het gebeurd - en mijn vriendin liet al de dreumessen op hun manier vertellen van hun verwachtingen, (ach zoo bescheiden natuurlijk). - Maar een klein meisje schudde haar hoofdje met de wijsheid van vroeg-volwassen armeluiskindje. - ‘Moeder heeft gezegd, dat St: Niklaas van 't jaar ons niet vinden kan’ - zei ze - ‘Wij zijn verhuisd, weet U, héél hoog. En moeder zegt: Zoo hoog komt hij niet!’
Mijn vriendin begreep de reden wel van die aandoenlijke moeder-uitvlucht der armoede en zij zond op den St. Nicolaas-avond een mand met voor al de kinderen wat: lekkers, speelgoed, enz.
Den volgenden ochtend, op school, mochten ze allemaal vertellen van den vorigen avond. 't Kleine meisje kon haar beurt niet wachten. Ze riep er al tusschen:
‘Juffrouw, juffrouw, hij, Sinterklaas, heeft ons toch gevonden!’
En mijn vriendin, zich onnoozel houdend, liet haar 't heele relaas doen natuurlijk; waarbij het uitkwam dat er één broertje was vergeten, de jongste.
‘Moeder had gezegd, dat Sinterklaas van diens bestaan zeker niet had geweten, omdat hij nog zoo héél klein was!’
Onnoodig te zeggen, dat mijn vriendin ook voor dezen nog iets liet bezorgen, en dat de kleine meid haar dit den volgenden dag weer even opgewonden meedeelde: ‘Sinterklaas was er nog eens geweest, nu heelemaal alleen voor broer’.
En dan zijn er ‘verstandsmenschen’, die het niet goedvinden kinderen van Sinterklaas wijs te maken. Zou de vreugde van dit kind ook maar half zoo groot zijn geweest, als ze geweten had, dat de juffrouw 't haar gaf? Of ook, stijgt de daad mijner vriendin niet in poëtische èn in zedelijke waarde dóór dien vorm, dien zij er voor koos? Juist dáárom vertel ik dit verhaaltje U ook! Het leven van arme kinderen heeft óók noodig wat poëzie, wat verguldsel!
Ik ben blij dat het Kerstmis-nommer U goed beviel, en ook dat gij de ‘brieven’ zoo interessant vindt.
Ja - wèl is het een ‘mode’ zich levenszat aan te stellen! Het ergert me zoo, waar het aanstellerij is bij zoo menigeen, zucht om zich een interessant air te geven!
't Boek van Max O'Rell, dat gij hebt gekocht op mijn recensie, viel dus in Uw smaak! Gelukkig. Ik ben blij dat te hooren. - Hartelijk dank voor Uw gezellig en lang schrijven. Houdt U nu maar verder goed, en wees voorzichtig met Uw gezondheid, en werk niet te véél.
Maria II. - Gij hebt mij zeker niet goed begrepen op dit punt. - Ik geloof dat heel veel vrouwen ‘nuttigheïds-vrouwen’ worden, nadat ze geweest zijn het door Max O'Rell beschreven goeie kameraad-type. Maar daaruit volgt geenzins, dat ze niet in het eerste stadium kan zijn geweest een aardige en prettige meid. - Ik heb heel velen zien ontaarden van lieverlede tot ongenietbare oudevrijsters (nuttige typen), die op jonger leeftijd waren leuke meisjes, genre Max O'Rell goeie kameraad. Hoe oud zijt gij? Uw ondervinding strekt misschien niet ver genoeg?
Wat is de titel van Uw gedichtje, dat ik aannam? Meldt mij dat eens, en ook den uitslag Uwer séances. Dat interesseert mij zeer zeker.
Hartelijk dank voor Uw goede wenschen; natuurlijk, het zit 'm niet in de vele woorden, maar in de goede bedoeling, en die voel ik wel in Uw brief.
Joanna. - Een vertaald gedichtje wil ik liever niet plaatsen, omdat er reeds zoo héél veel copie is, juist onder de gedichtjes. Dit is de eenige reden mijner weigering. -
Gij vraagt mijn meening over de door U ondervonden behandeling, van de redactrice van dat meisjes-blad. Ik keur zulk een handelwijze beslist af. Als men zijn taak uit handen geeft aan een ander, heeft die de verantwoording, en komt het noch tegenover dezen, noch tegenover de betrokken inzender(ster) te pas, om op de eerst-genomen beslissing terug te komen, en die willekeurig te veranderen. - Het weglaten van excuses is natuurlijk nog een bewijs, bovendien van gebrek aan innerlijke beschaving. Daar gij mij noch den naam van het meisjes-weekblad, noch dien der redactrice, of dien harer plaatsvervangster, hebt gemeld, spreek ik gansch onbevooroordeeld zonder aanzien des persoons. -
Wat die andere soort van ‘ontmoediging’ betreft, die daarin bestaat dat Uw eigen werk U later tegenvalt, nu die is niet erg. Het is beter dat gij Uw eigen werk niet al te gauw mooi vindt; dat bewijst een verstandige zelfkennis en aanleg tot zelf-critiek, die U méér zal vooruit helpen, dan een voortdurend U-zelf bewonderen.
Vriendelijk dank voor Uw goede wenschen.
M. - Het laatste gedeelte van mijn antwoord aan Joanna geldt ook voor U. Dat is juist het rechte, dat gij met ijver en lust werkt, en als het dan af is niet dadelijk tevreden zijt, maar bemerkt hoeveel er nog aan mankeert. -
Ja, mijn vriendin is de zegen van mijn leven, dat kan ik gerust zeggen. - En gij moogt mij dáárom gerust benijden, omdat ik in dit opzicht zoo bevoorrecht ben boven vele andere vrouwen. Weinig menschen zijn zoo onzelfzuchtig als zij, dat is zeker; gij kunt dus misschien nog wel niet zóó erg zelfzuchtig zijn, als gij U zelf afschildert, en toch nog lang niet op haar gelijken. - In elk geval toont gij door Uw bewondering voor ‘Maria’, en door Uw liefde voor Uw vader, dat gij geen zelfgenoegzame natuur bezit, en dat is al véél. -
Noirrever. Ik dank U hartelijk voor al die mooie briefkaarten, die voor mijn vriendin dubbel interessant zijn!
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.