al vroeg te hulp komen. In hoe menig menschenhart is het donker en nevelig! Hoevelen roepen zuchtend uit ‘wachter, wat is er van den nacht?’ Hoe menigeen smeekt ‘och! dat het dag worde om mij en in mij!’ Wat al duisternis heerscht er in menige woning, in tal van ziekenvertrekken!
Kent gij de stormen niet? Is het rustig en vredig om u heen en kalm in eigen gemoed? Is het in uw hart niet duister en somber en vindt gij misschien juist iets gezelligs en huiselijks in die donkerheid der natuur, terwijl ge uw kachel nog eens goed voorziet en uw gaslichten ontsteekt en u met de uwen om de tafel schaart, terwijl een onschuldig spel, een gesprek, een mooi boek het u en de uwen zoo heerlijk en gezellig maakt, elkaar verwarmend en opwekkend, voedend ook hoofd en hart? Gij klaagt niet en wacht af wat de winter nog brengen zal.
Denkt dan aan die anderen die derven wat gij bezit, die niet kunnen wat gij vermoogt en wier levenslot zoo droevig tegenovergesteld is aan het uwe, want gelukkig zijn moet gelegen wezen in gelukkig maken. Bedenkt dit! Gaat tot hen en geeft iets aan die anderen van uw geld, van alles wat het uwe is, bovenal iets van uw warmte, uw geloof, uw liefde, uwe hoop.
Een gave kan verkwikken. Een bezoek, een handdruk, een woord dat komt uit het hart, een openbaring van een meevoelend meelijdend gemoed, kunnen wonderen verrichten, leed verzachten, licht ontsteken, moed schenken, draagkracht verhoogen, nieuw leven wekken.
Dat het December is, herinneren ons allerlei lijsten, allerlei samenkomsten, de velerlei gelegenheden welke ons worden aangeboden om kunstgenot te smaken, om wetenschap op te doen en om te genieten en ons te verstrooien op tal van wijzen.
Wij moeten allen ons wapenen tegen de stemmingen welke dit jaargetij ten onze nadeele in ons kunnen oproepen en die - zoo wij ze vrij spel laten - ons omlaag zullen doen gaan. Niemand is ongevoelig voor indrukken der natuur. Een gedekte lucht, triestig weer, beperken van den gezichteinder kunnen terneerdrukken. Bedenken wij echter wel dat het van onze innerlijke gesteldheid zal afhangen in hoever dit jaargetij voor ieder slecht zal wezen. Wij moeten ons beveiligen tegen de natuur, niet alleen met wol en brandstof, maar bovenal, met een geestelijk weerstandsvermogen dat schier onvatbaar maakt voor de besmetting van omlaagtrekkende invloeden.
Vervelen ons storm, regen en mist.. laat ons niet vervelend zijn. Is het daarbuiten spoedig donker.. laat in ons het licht helder branden en laat er licht van ons uitstralen.
Bederven wij niet eigen en daardoor anderer humeur.
Het ware kinderachtig!
Wij mogen geen kwaad spreken van December, want deze maand brengt ons ook zoo schoone, goede dagen welke om de duistere niet vergeten mogen worden. Wie te midden van donkerheid de oogen sluit voor lichtpunten, hebbe het zich zelf te wijten als het eene dikke donkerheid in hem wordt.
Brengt December ons niet den verrukkelijken St. Nicolaas-avond? Avond van huiselijkheid en vriendelijkheid, nooit moogt gij verdwijnen en dat zult ge ook niet! Hoe genieten klein en groot, jong en oud! Verrassingen bereiden en verrassingen ontvangen. Allen deelend in de vreugde, omdat allen het hunne doen om haar in het leven te roepen. Avond van onschuldige scherts en plagerij. Hoe groot is de voorpret en hoe gaarne worden later nog besproken geschenken vers.
Hoe doet die avond denken aan den tijd toen wij nog kinderen waren en welke herinneringen uit lang vervlogen tijd roept hij telkens voor ons op.
Heerlijk dat meeleven met de jeugd, van ons werpend alle deftigheid en gemaaktheid en al onze wijsheid en onnatuur.
Hoe doet hij, altoos opnieuw waardeeren de gezellige huiskamer, dat eene plekje dat ons boven alles dierbaar blijven moet.
Avond die ons doet denken aan hen die zooveel missen. Dagen van goede stemmingen en gezindheden welke wij omzetten in daden. Op 5 December kan alleen genieten en vroolijk zijn, die ook hunner gedenkt welke geen vreugde zullen kennen in eigen kring zoo deze niet door anderen hen bereid wordt.
Schenkt December ons niet de eenigmooie Kerstdagen? Vacantie voor de jeugd! Kinderen keeren weer terug naar hun ouders. Bloedverwanten en vrienden komen samen. De gescheidenen weer bij elkaar. Oude veeten bijgelegd. Veel ‘vergeven en vergeten.’ Banden worden wederom nauwer toegehaald. Herinneringen worden verfrischt. De arbeid wordt neergelegd. Zaken worden ter zijde gezet.
Er wordt geluisterd naar woord en lied en orgeltoon. De kerkdeuren ontsloten om aan een groote schare toegang te verschaffen. De Kerstboom prijkt in zalen en woonvertrekken. Kinderstemmen weerklinken. Rijken en armen tezamen gebracht. De lichten ontstoken. Het ‘vrede op aarde’, als taal der profetie, als ideaal.. wordt aangeheven. Van menschenwaarde wordt getuigd. Het