De Hollandsche Lelie. Jaargang 19
(1905-1906)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 385]
| |||||||||
20 December 1905.
| |||||||||
Hoofdartikel
| |||||||||
[pagina 386]
| |||||||||
Bel. aangevoerd tot afwijzing van het verzoek, werden door den Raad van State als juist erkend - terwijl het volgende als antwoord werd gegeven op hetgeen door mij tegen de motieven van den Directeur is aangevoerd:
‘dat toch, daargelaten of het door appellant beoogde doel op zich zelf nuttig kan worden geacht, in geen geval sprake kan zijn van eene instelling van algemeen nut, waar het eene vereeniging geldt, die uitsluitend de belangen harer leden dient; terwijl voorts, door hetgeen appellant in beroep heeft aangevoerd, nader wordt bevestigd, dat de gemaakte winst niet uitsluitend ten bate der inrichting komt.’
De motieven zijn dus, ontdaan van Staathuishoudkundige illustratie, deze:
En de Raad van State, ‘laat geheel in het midden, de vraag, of Walden opzichzelf wel eene vereeniging ten algemeenen nutte kan zijn’ - doch waar zij uitsluitend de stoffelijke belangen harer leden dient, is voor dat college uitgemaakt, dat zulk eene vereeniging niet ten algemeene nutte kan zijn. En hetgeen ik over de winstverdeeling heb aangevoerd voor den Raad van State is.... eene bevestiging geweest, dat de winsten niet uitsluitend aan de vereeniging komen.
Curieus! Walden, eene vereeniging, die ten doel heeft, alle menschen te redden, die in verdrukking zitten onder het overheerschende kapitalistische stelsel; Walden, die de zedelijke kracht van alle arbeiders wil opvoeren tot zelfstandigheid; Walden, de combinatie van arbeiders, die zichzelf prijs wenschen te geven tot bereiking van een eerlijker samenleving; Walden, die het bewijs wil leveren, dat de roep om broederschap en rechtvaardigheid geen ijdele klank is; Walden, die voorgaat in de gelederen van een harmonische samenleving....
.... lezer(es), of dit alles utopie is, naar Uw inzichten; dwaas verspil van tijd en kracht - is hier de vraag niet. Het komt hier aan op de bedoeling en de toepassing der beginselen overeenkomstig die bedoeling....
.... die Vereeniging ‘Walden’.... beoogt uitsluitend de stoffelijke welvaart! En niet eens de stoffelijke welvaart van de heele samenleving.... neen, slechts van haar leden!! .... die Vereeniging is niet ten algemeenen nutte. Zij dient haar leden; niemand dan haar leden. Zóó heeft de Nederlandsche Natie goedgevonden te beslissen!! Mirabile dictu! En zij doet met haar winsten tegen den zin der wet. Tenminste zoo meende de Directeur der Belastingen - en - zoo bevestigde de Raad van State, na mijn verdediging, die ik hierboven heb weergegeven. Nog eens: Curieus - Curieus!
Komaan, laat ik eens even citeeren, wat in de Mem. van Antw. in het voorl. verslag der 2e Kamer, bij de aanneming der wet op de Pers. Bel. van 1896 werd verstaan onder ‘Algemeen Nut’:
‘Algemeen nut’ wordt gezegd in tegenstelling met het bijzonder belang van particulieren. Inrichtingen in het belang van militairen of werklieden (cursiveering van mij) kunnen als inrichtingen tot algemeen nut worden beschouwd. Als het doel is: ontwikkeling, beschaving, orde en zedelijkheid te verbeteren, is er reden tot vrijstelling’
En die vrijstelling - zegt art. 4 § d (slot-alinea) - wordt gegeven: ‘voor zoover daarbij geen winst wordt beoogd of gemaakt anders dan: ten bate der inrichting (wet 16 April 1896 St. bl. No. 72) (vervallen en daarvoor in de plaats gesteld): voor inrichtingen als hier bedoeld, of voor armenzorg (wet 2 Juni 1900, St. bl. No. 77 verz. 45.)
Zóó zegt de wet. En die wet heeft de Fiscus (en boven haar de Staat der Nederlanden), te eerbiedigen. Geen persoonlijke opvattingen of misvattingen van colleges of personen kunnen die wet omver werpen. Die wet staat. En zoolang ze staat, moet ze worden toegepast, ten behoeve van alle ‘staatsburgers’. Op die wet, die in deze voor tweeërlei uitleg niet vatbaar is, beroept de Directeur der Belastingen in Amsterdam zich - en na hem, de Raad van State, tot afwijzing van 't geïncrimineerde verzoek.Ga naar voetnoot*) | |||||||||
[pagina 387]
| |||||||||
Hoe nu, zoo moet men vragen: Is men de kluts geheel kwijt, of is een dergelijke interpretatie van de wet alléén toegankelijk tot het begripsvermogen van Staatsdienaren? De feiten rechtvaardigen deze - overigens met 'n eenvoudig verstand strijdige - conclusies. Het staat er onomwonden. Het is duidelijk als de dag. Het antwoord in de memorie van de 2e Kamer, over het begrip ‘algemeen nut’ slaat, tot op de laatste letter, op het doel van eene Vereeniging als ‘Walden’ wil zijn, met uitzondering dan van 't woord ‘militairisme’, waaraan door G.G.B. geen andere dan negatieve waarde kan worden toegekend. In tegenstelling dus met het belang van particulieren, wil de wetgever het begrip ‘Algemeen nut’ hebben opgevat. Is Walden niet in hart en nieren tegen particulier belang gekant? Is haar belang eerder gediend dan na de gemeenschap? Is haar strijd niet ten voeten uit tegen privaateigendom en dus tegen particuliere-belangendienst? Is haar streven niet voor en boven alles verdelging van het persoonlijk egoïsme; vernietiging van den dienst om eigen bestwil? Gaat Walden niet lijnrecht, in theorie en practijk, tegen particuliere belangen in alleen en uitsluitend ter wille van allen? Noem mij één vereeniging Heeren Staatsdienaren - één vereeniging in Nederland, die méér rechtstreeks en opofferendsgezind de belangen van tijdgenooten dienen wil, dan ‘Walden’. Noem mij één Vereeniging, Heeren, één ‘zedelijk lichaam’, dat méér nabij de uiterste grens staat van hetgeen in de memorie van antwoord is gezegd over de uitlegging van 't begrip ‘Algemeen nut’ - dan Walden. Niet een vereeniging in Nederland is er, Heeren, niet één, als ik het zeggen mag, die méér aanspraak maken kan op de door den wetgever bedoelde faciliteiten - dan Walden. Hier is niet alléén beoogt tegen de particuliere belangen te oreeren - maar de daad ertegenover te zetten. Zit daarin misschien de fout? Wil de wetgever dan ook-al beloften en preeken boven daad? Hier, op Walden, wordt gewerkt en geploeterd voor een bescheiden bestaan van dengeen, die meearbeiden òndanks, dat hun arbeid een rijker bestaan veroorlooven kan. Maar de deelnemers verwerpen dat rijker bestaan, om steeds en telkens opnieuw andere menschen (geen leden der vereeniging, maar lieden die tot nu toe daarbuiten stonden) weer in de gelegenheid te stellen, op dezelfde grondslagen en condities de belangen der arbeidende massa te dienen. En dit is door de Fiscus opgevat, als zou Walden uitsluitend de stoffelijke belangen harer leden ‘dienen’. Eene conclusie, die lijnrecht staat tegenover de waarheid. Een parodie op de feiten. Een paskwil ten opzichte van doel en middelen der vereeniging. Zulk eene ongerijmdheid - zoo'n fiasco heeft de Heer Directeur der Belastingen in schijnbare overijling gemaakt - en de bebekwame, kalm-bezadigde, koelredeneerende Raad van State... wist niet beter te concludeeren!!
* * *
Zoolang er geen winsten worden beoogt, of zoolang deze ten bate der inrichtingen zelve of van armenzorg worden aangewend, kan elke vereeniging (zedelijk lichaam met Rechtspersoonlijkheid) vrijstelling van personeele belasting krijgen, die:
Welnu, wet-, rechts- en staatsgeleerden - het is 'n blaam op Uw slecht begrepen verantwoordelijkheidsgevoel jegens wet en rechten, jegens de Staatseischen, orde en zedelijkheid, dat ge een zedelijk lichaam als Walden, hebt gekwalificeerd als niet ten algemeene nutte! Walden wil niet alleen ‘ontwikkelen.’ Ook niet alléén ‘orde’, ook niet speciaal ‘zedelijkheid.’ De vereeniging Walden wil beschaving in den uitgebreidsten zin, dat is ontwikkelen, orde en zedelijkheid! Wat meestal speciale toepassing vindt, is hier in causaal verband gebracht.
* * *
En die winst-kwestie is een juridische spitsvondigheid, die alleen door plompe overmacht door de Staat staande kan worden gehouden. Geen enkel jurist zou de reputatie van zijn vak er aan durven prijsgeven, door het opwerpen eener dergelijke exceptie - tenzij hij, zooals nu de Heer Directeur der Dir. Bel. te Amsterdam, zich in veilige haven zou weten.
Hier is partis pris of radicale onwetendheid | |||||||||
[pagina 388]
| |||||||||
de drijfveer geweest bij de Fiscus om te besluiten zooals besloten is.
Tegen 't eerste strijd ik niet, omdat dit Don Quichotterij zou vereischen - waaraan ik mij niet geef. Maar bovendien is er geen gegronde reden om aan dat vermoeden waarde toe te kennen. Ik ben gelukkig nog niet verzonken in onridderlijke onwelwillendheid en wantrouwen jegens de ‘overheid’ als in dogmatisch-socialistische-kringen vereischt of gewenscht wordt.... om ‘mee te mogen bombardeeren.’ Door mijn ervaringen uit ‘overheidskringen,’ weet ik gelukkig méér en beter te denken, dan de schreeuw-propagandisten noodig oordeelen, tegenover Staatsinstellingen, tot bereiking van hun niet altijd verheven doel. Neen, het is onwetendheid. Het is onbekendheid met ons werken. En dit is een vergeeflijke fout, te meer, wijl dezerzijds wordt toegegeven, dat het door Walden beoogde doel zoo flagrant strijdig is met de algemeene uiting van Twintigste Eeuw menschen, die opgaan in zichzelf. Dit weet de Fiscus zoo goed als elk menschenkenner. En daarom is 't zoo verklaarbaar, dat men zich moeilijk verplaatsen kan in den ernst van eene vereeniging als Walden en Gemeenschappelijk Grondbezit, die beiden willen toepassen, wat door alle Geleerden en Wijzen der wereld in alle tijden is gedaan, meestal tot ergernis van 't gemeen: Zichzelf geven voor het belang van de samenleving, met wegcijfering van zichzelf. Nòch Gemeenschappelijk Grondbezit, noch één harer werkende groepen of afdeelingen, dient het stoffelijk belang harer leden in de eerste plaats. En waar er al ontaarding mocht insluipen, (die kansen blijven vooreerst groot, want onze volgers moeten worden gerecruteerd uit Uwe maatschappij!) daar kan dit niet van langen duur zijn. Daarenboven zullen die afdwalingen worden geconstateerd terwille van de idee, die daardoor dan onbesmet blijft. Doel en middelen dier zedelijke lichamen zijn om de Wereld te dienen bovenal en de beschaving en zelfopvoeding harer leden als onvoorwaardelijk uitvloeisel van 't eerste. Immers, door zulke beschaving en zelfstandigheid wordt een kracht ontwikkeld ten bate (nutte) van 't algemeen - waarmede niet één kracht van de nu bestaande instellingen ten algemeene nutte, strijden kan. En dat dit verworpen zou worden of miskend door den Staat der Nederlanden, kan niet anders dan een gevolg van dwaling zijn: Misplaatste opvatting van 't doel en verkeerde uitlegging van de middelen, die naar dat doel leiden zullen. Ter geruststelling moge dienen, dat de Staat geen grooter kwaad heeft verricht, dan de vele tijdgenooten... die hem reeds vóór waren, en... die na hem, hetzelfde zullen doen! |
|