onder de menschen, als gij zoo'n kameraad niet waardeert!
En nu sprak ik nog alleen maar van den hond. Er zijn nog andere huisdieren die, behalve door hun aantrekkelijke eigenschappen en hun afhankelijkheid van ons, nog bijzonder aanspraak mogen maken op goede verzorging door de talrijke diensten, die zij ons bewijzen.
Echter, als overal, wachte men zich ook hier voor overdrijving!
Men bedenke: Een dier blijft een dier en stelt zijn eischen wat minder hoog dan een mensch, om op dierenmanier gelukkig te zijn!
't Moet ieder weldenkend mensch daarom onaangenaam aandoen, als hij hoort van de ziekelijk-overdreven zorgen en de schatten gelds soms, die dames uit de groote wereld (vooral van Amerikaansche gaat die roep) aan hun lievelingsdieren besteden. Temeer, omdat men daarbij onwillekeurig denkt aan de vele ongelukkige menschen, die het medelijden dierzelfde teedere honden- en kattenmama's niet kunnen opwekken: Heeft iemand, die op redelijke wijze van dieren houdt, ook in den regel een goed hart, diezelfde neiging in het belachelijke overdreven, gaat meestal samen met hardvochtigheid tegenover den medemensch.
Alvorens deze regelen te besluiten, wil ik wijzen op eene doelmatige inrichting, die sinds enkele jaren in onze hoofdstad bestaat nl.: Het asyl voor noodlijdende dieren aan de Wycherstraat.
Deze instelling gaat uit van de Sophiavereeniging en stelt zich ten doel, arme zwervelingen, honden en katten zonder tehuis, op te nemen en te verplegen. Op de bescheiden ingangspoort staat te lezen: ‘Asyl voor noodlijdende dieren.’
Een doelmatige inrichting, zei ik zooeven!
Ieder toch is niet, of kan op den duur niet in staat blijven, alle stumperds onder de dieren, die hij op zijn weg ontmoet, onder zijn dak op te nemen.
Ziehier echter een tehuis, dat steeds voor hen openstaat. Het voedsel en de verpleging zijn er uitstekend en tegelijk oordeelkundig. Een en ander staat onder toezicht van een bekwaam veearts, die driemaal per week zijn patiënten komt bezoeken.
Nauwelijks de hand uitgestoken hebbende naar de bel, wordt men reeds begroet door een vroolijk geblaf, dat nog in heftigheid toeneemt, als men de ruime plaats overschrijdt, waar zich de buitenhokken bevinden. In een ruime zaal zijn verder de overige kooien geplaatst. Een oorverdoovend lawaai vergezelt u zoolang ge er vertoeft en menig arm hondenkindje schijnt u met keffen en kwispelstaarten en tegen-de-tralies-opspringen op de meest verstaanbare wijze te willen vragen, hem mee te nemen, want... bij al het goede in het Tehuis missen zij toch de dierbare vrijheid! Wis zijn ze jaloersch op den meer bevoorrechte, dien gij halen komt en die natuurlijk, dol van geluk, het bijna onmogelijk maakt, hem halsband en muilkorf om te doen.
Want, behalve zijn vaste kostgangers, herbergt het asyl er ook tijdelijke, de laatste tegen vergoeding van meestal 20 cts. daags.
Een heele uitkomst voor velen, die b.v. tijdens hun zomeruitstapje geen raad wisten met hondje- of poesjelief en ze nu veilig en goed bewaard weten.
Ook kan men zich aan het asyl vervoegen wanneer men graag een hond of kat zou willen aanschaffen. Is men aldaar overtuigd, dat de verpleegde een goed tehuis krijgt, dan wordt hij gaarne afgestaan tegen een willekeurige (niet verplichte) gift, die de algemeene kas ten goede komt.
Zoo ken ik er onder mijn kennissen, die op deze manier hun huisgezin vermeerderd zagen met een Puck, waarvan de vorige eigenares naar het buitenland was vertrokken zonder haar hondje te kunnen meenemen.
Puck schikt zich best in zijn nieuwe omgeving en brengt nog van tijd tot tijd een of meer daagjes door in zijn oud toevluchtsoord, nu niet meer als een arme zwerveling maar als een deftig heer en pension.
Of ook in andere steden van ons vaderland dergelijke inrichtingen bestaan, is mij niet bekend. Zeker is het echter, dat onze hoofdstad in deze een zeer navolgingswaardig voorbeeld geeft.
S.v.G.