Correspondentie van de redactie met de abonnés
Mary. - Ik wil U met het meest mogelijke genoegen beantwoorden, zoodra gij Uw naam aan mij noemt. Anonyme brieven beantwoord ik nooit, en evenmin kan ik Uw Ingez: stukje plaatsen zonder dat Uw naam aan mij persoonlijk bekend is. Het blijft volkomen geheim tusschen U en mij, zoodat Uw stukje onderteekend wordt in de Lelie met het door U opgegeven pseudoniem.
Angelique. Ik heb met den besten wil ter wereld op dit oogenblik geen tijd tot particulier antwoord aan U. Uw brief deed mij bijzonder veel genoegen, omdat ik, niets meer van U hoorende, gemeend heb dat er van Uw kant een verandering van gevoelens had plaatsgegrepen. Ik heb die zelfs toegeschreven aan een bepaalde oorzaak, namelijk aan mijn in dit Blad uitgesproken meening over gescheiden-vrouwen. Ik hield het ervoor dat gij mijn opinie wellicht verkeerdelijk hadt opgevat, en er een reden in zaagt mij niet verder te schrijven. Het spijt mij dus ten zeerste, dat gij bij mij eenigen onwil hebt voorondersteld, die natuurlijk geenszins bestaat of bestond. - Wat Uw vraag betreft, als Uw bedoeling is de novelle eventueel in de Lelie te plaatsen, zendt haar dan ter inzage. Maar is zij daarvoor te lang, of wilt gij U liever terstond wenden tot een andere redactie, dan is het onnoodig dat ik haar eerst lees; want dan komt alles aan op het persoonlijk oordeel van den redacteur tot wien gij U wendt. Wat de een voor zijn Blad en zijn lezers geschikt vindt, keurt de ander wellicht af, en omgekeerd. Gij kunt U natuurlijk ook direct wenden tot een of ander uitgever, of hij bereid is het àpart uit te geven, maar ook in dat geval moet hij-zelf oordeelen of hij er voordeel in ziet of niet, en kan ik U daarmee niet helpen. Nogmaals veel dank voor Uw schrijven. -
Anja. De vertaling (uit het Russisch) is aangenomen.
Johnle. Aangeboden doch niet geplaatste Ingez: stukken worden terstond vernietigd; ik kan dus aan Uw wensch, Uw stukje verkort te plaatsen, niet meer voldoen. Uw vriendelijk briefje geeft mij aanleiding tot een paar bemerkingen. In hoofdzaak ben ik het met U eens, wat Uw lijstje van in die vertaling voorkomende fouten en storende zinswendingen betreft; enkele Uwer aanmerkingen daarentegen schenen mij gezocht, en op vitterigheid gelijkend. Maar ik vond Uw aanval daarom te scherp, omdat de meeste vertalingen even slecht, zoo niet slechter zijn. Als gij, zooals ik, ter recensie een menigte vertaalde boeken onder de oogen kreegt, (dikwijls van zeer-bekende vertaalsters), dan zoudt gij U verbazen over de talrijke fouten en vergissingen (in den geest van de door U aangehaalde), die gedurig gemaakt worden, en blijkbaar onopgemerkt voorbijgaan. Om die reden nu vind ik het een weinig onbillijk, dat gij die dame-in-questie zoo hard valt ineens in het publiek, waar zoovele andere, die hun bepaalde broodwinning maken van vertaalwerk, veel meer verdienden een dergelijk lesje te hooren te krijgen. Gij hebt dat boek in het oorspronkelijk gelezen, en het hindert U het verminkt te zien. Maar ik vind dat dit het geval is met alle werken, die men eerst in het oorspronkelijke en dan vertaald leest. Zij verliezen altijd enorm door de vertaling. Uw ergernis kan ik dus begrijpen, maar zij is niet een gevolg van deze vertaling, maar van vertalen-in-het-algemeen. -
Van Uw vriendelijk schrijven aan mij kan ik onmogelijk een ‘slechten indruk’ hebben gekregen. Integendeel, ik vind Uw briefje heel vriendelijk.
Mevr: A.F. - geb. G. Daar U geen pseud: opgeeft gebruik ik Uw voorletters. Ik hoop dat U 't goed vindt, indien ik Uw schrijven aan mij, voor zoover het betrekking heeft op het Ingez: stukje van X, als nog opneem onder de Ingez: stukken. Blijkens het in dit nommer opgenomen artikel van Ds: Ternooy Apèl vindt deze questie méér belangstelling, zoodat ik Uw meening ter sprake wil brengen in het openbaar. Uw brief was overigens een werkelijk zeer aangename verrassing voor mij. Het is zoo lang geleden (ruim een jaar), dat ik van U hoorde, (na onze eerste correspondentie, en na de plaatsing van Uw hoofdartikel, niets meer,) dat ik de hoop had opgegeven Uw handschrift ooit weer te zien. Eerlijk-gezegd, schreef ik Uw lang stilzwijgen toe aan een verkeerde uitlegging mijner laatste correspondentie aan U, in de Lelie. U hadt die, vreesde ik, anders opgevat, dan zij was bedoeld. Terwijl ik eenerzijds heel blij ben mij te hebben vergist, betreur ik het van harte, dat ziekte in Uw gezin U weerhieldt te schrijven. Hartelijk het beste toegewenscht.