woorden te uiten hare aanwezigheid meedeelden. Het geheel maakte den indruk van een school, waar beurtelings de leerlingen den vinger opsteken om hare tegenwoordigheid te kennen te geven. Veel bijzonders was er aan deze namiddagvergadering niet, slechts een tentoonstelling van al de buitenlandsche dames, die dan ook zeer door het publiek werden aangegaapt.
Tot de vóórvergaderingen, die alle openbaar waren en deswege bijna ontoegankelijk, daar het publiek uren te voren aan den ingang der gebouwen stond te wachten en na opening der deuren gelijk wilde dieren naar binnen drongen, behoorde een lezing van Dr. Käthe Schirmacher (Parijs) over haar drama ‘Wir’ in drie bedrijven, dat een tendenzstuk moet zijn. Om half negen zou de voordracht beginnen en eenige minuten voor half negen ging ik het Architektenhaus binnen. Op de trap kwamen mij een menigte dames te gemoet die geen plaats meer hadden kunnen vinden; de deuren der zaal waren gesloten. Boven gekomen deelde een jonge dame mij mede, dat Dr. Schirmacher al om kwart over achten was begonnen, omdat de zaal overvol was, dus waarop zou zij wachten? Stellig niet op de geïnviteerde gasten, aan wie vrijplaatsen? waren toegezegd en die bij aankomst alles vol vonden! Eindelijk werd er een zijdeurtje geopend, dat toegang gaf tot een hokje achter de zaal. In deze ruime lokaliteit was door tafels een soort podium gevormd, waarop wij klauterden en hoopten iets te zien en te hooren. Van het laatste was geen sprake, daar het achterste gedeelte der zaal was ingenomen door fanatieke toehoorderessen op stoelen staande, die een muur vormden, waardoor geen geluid heendrong. Het gelukte mij nog even tusschen twee door te kijken om een blik in de zaal te werpen. De spreekster zat voor een met bloemen versierde tafel, omgeven door een staf getrouwen, op het podium; in de zaal zag ik slechts een wiegelende massa voorjaarsbloemen op de hoeden der dames en hier en daar het schuchtere hoofd van een jongeling, die eens wat van de vrouwenbeweging wilde hooren. In ons benauwde hokje hadden allerlei malheurs plaats, éen dame viel flauw en een andere tuimelde van de tafel naar beneden, zoodat ik spoedig deze verrukkelijke gehoorzaal verliet, zonder eenigermate op de hoogte te zijn wat ‘Wir’ beduidde.
Ik had door dit geval geen groote verwachting gekregen van het vrouwenorganisatietalent van vergaderingen!!
Het eigenlijke congres werd Zondagavond ingegeten in de Philharmonie en uitgegeten op het stadhuis op Zaterdagavond. De begroeting was grootsch, ingeleid door een vrouwenorkest, gevolgd door een welkomstgroet, een speech, wat muziek en daarna opgang naar de eetzalen, ruim 2000 personen namen aan het Abendbrot deel, alle geïnviteerden van den Duitschen vrouwenbond; overvloed in alles; de Duitschers zorgen wel dat er genoeg te eten is, want zij zelven zijn voortdurend bezig met abspeisen, doch ik was geheel verbluft over een paar dames, die hare borden opgehoopt met pudding hadden en nog de schotels met den lepel afkrabden, om de hoeveelheid op haar bord te vergrooten!
Tot laat in den avond bleven groepjes te samen zitten, druk pratende over de komende congresdagen.
De zalen der Philharmonie - waar 's winters vele feesten gegeven worden en het Philharmonisch orkest, dat 's zomers de badgasten te Scheveningen vergast op hun heerlijk ensemblespel, driemaal in de week concerten geeft - waren in salons herschapen, versierd met heerlijke bloemen.
Voor de pers was goed gezorgd; een caricatuur teekenaar had er prachtig gelegenheid gehad om types te teekenen; zenuwachtige vertegenwoordigsters van couranten, die steeds na den afloop van een rede naar een andere zaal holden, om daar weer wat op te vangen en een gebrekkig geheel kregen, klagende, dat zij niet alles konden hooren. Dat was onmogelijk, doch in de perskamer lagen dagelijks verslagen ter dispositie van iedere sectie, dus een overzicht kon men steeds hebben. Voor ons was alles best geregeld; trouwens alles wat in de Philharmonie plaats vond, was zeer goed georganiseerd, alle eer aan het Berlijnsche lokaalcomité! Een droog congresverslag geef ik U niet, dat kunt U uit de dagbladen halen, alleen wil ik even meedeelen, dat het in de afdeeling waar over de zedelijkheidsbeweging gesproken werd, warm toeging en dat de grootste zaal overvol was. Waren dit allen belangstellende toehoorderessen en toehoorders of speelde de nieuwsgierigheid ook de hoofdrol? Eens even hooren wat of die verschillende spreeksters wel durven zeggen en hoe ver zij gaan! Van het meerendeel der speeches was de slotsom dat de lage loonen en de zucht naar weelde