Skiplinks

  • Tekst
  • Verantwoording en downloads
  • Doorverwijzing en noten
Logo DBNL Ga naar de homepage
Logo DBNL

Hoofdmenu

  • Literatuur & taal
    • Auteurs
    • Beschikbare titels
    • Literatuur
    • Taalkunde
    • Collectie Limburg
    • Collectie Friesland
    • Collectie Suriname
    • Collectie Zuid-Afrika
  • Selecties
    • Collectie jeugdliteratuur
    • Basisbibliotheek
    • Tijdschriften/jaarboeken
    • Naslagwerken
    • Collectie e-books
    • Collectie publiek domein
    • Calendarium
    • Atlas
  • Periode
    • Middeleeuwen
    • Periode 1550-1700
    • Achttiende eeuw
    • Negentiende eeuw
    • Twintigste eeuw
    • Eenentwintigste eeuw
De Hollandsche Lelie. Jaargang 17 (1903-1904)

Informatie terzijde

Titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
Afbeelding van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17Toon afbeelding van titelpagina van De Hollandsche Lelie. Jaargang 17

  • Verantwoording
  • Inhoudsopgave

Downloads

PDF van tekst (14.96 MB)

Scans (118.00 MB)

ebook (12.30 MB)

XML (4.35 MB)

tekstbestand






Genre

proza
poëzie

Subgenre

tijdschrift / jaarboek


© zie Auteursrecht en gebruiksvoorwaarden.

De Hollandsche Lelie. Jaargang 17

(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De–rechtenstatus Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd

Vorige Volgende

Een pleidooi voor twee woorden. door C.L.T.

 
Neen, dien achtbr'en naam mij nooit
 
Tot een modeklank verplooid,
 
Dien de hoogmoed, in verblinding,
 
Uitdacht als zijn lafste vinding.
 
Neen, o neen! zegt onverbloemd,
 
Kindren, wat uw hart mij noemt,
 
Wat mij, God, in dank geprezen,
 
Op mijn stil gebed deed wezen,
 
En geen spraak in al haar praal
 
Schooner uitdrukt dan uw taal.

Instemmend ten volle met Marcellus Emants waar hij in de Holl. Lelie van 28 October, over taalverbastering handelend, spreekt van ‘Frans klinkende woorden, die niet eens Frans zijn’ waag ik een pleidooi - en dat nog wel zonder in de rechten gepromoveerd te zijn - voor twee Hollandsche woorden, die reeds zoo lang - veel te lang - hebben moeten plaatsmaken voor Fransche.

Het zijn de woorden vader en moeder, nog steeds vervangen door het Fransche papa en het half Fransche mama.

Hier hoor ik mij toeroepen, dat ik tegen windmolens vecht, want dat zeer velen - en dat in onze beste kringen - het reeds als aristocratisch beginnen te beschouwen zich door hun kinderen dus te laten noemen.

Ik weet dit, maar het is mij niet voldoende. Ik zou de woorden papa en mama verbannen willen zien, geheel, omdat wij betere hebben, die niet geleend zijn en die ik heel mooi vind.

Mooi niet alleen in den mond van het boerenkind als het met uitgestoken handjes toesnellend op den man, die met spade en hooivork op den schouder in 't avonduur terugkeert in zijn woning, ‘Daar is Vader! Daar is Vader!’ roept, maar mooi ook waar van den beroemden geleerde zijn zoons en dochters getuigen: ‘Vader is zoo knap! Vader is zoo groot!’

En wat de moedernaam betreft, och, daarvoor behoef ik eigenlijk niets te zeggen,

[pagina 820]
[p. 820]

want welke jonge vrouw in wier hart de wensch zich naar voren drong: ‘O mocht ik ook eens moeder zijn!’ zou in dien zielekreet het woord mama gebruiken? Is het hiermede reeds niet veroordeeld? Als wij in onze heiligste oogenblikken zoozeer voelen den dieperen zin van het eene woord boven het andere, behoef ik dan wel iets aan mijn pleidooi toe te voegen?

Maar nu ik toch aan het pleiten ben, waag ik het nog twee andere woorden te berde te brengen, die wel niet verfranscht worden, maar die wij in de samenleving eenvoudig doen of ze niet bestaan, zoo wij tenminste voor fatsoenlijk willen doorgaan. Ik bedoel het kernachtige man en vrouw. Verbeeld u, dat wij tot onzen voornamen vriend X zeiden: ‘Hoe gaat het uw vrouw?’ Of tot onze statige vriendin IJ: ‘Hoe maakt het uw man?’ Wel foei! Men zegt: ‘Hoe gaat het Mijnheer?’ en ‘Hoe vaart Mevrouw?’ niet achtend, dat men daarmede evengoed een geheel anderen Mijnheer, een geheel vreemde Mevrouw kan bedoelen. Neen, daaraan denkt men niet. Het behoort zoo, wil men niet voor ‘burgerlijk’ doorgaan en dat ware het ergste van alles!

Wat gaat er door deze belachelijke vormelijkheid veel schoons verloren. Welke vrouw moest het niet als muziek in de ooren klinken en haar hart van dankbaren trots doen kloppen, als men tot haar zegt: ‘Het was uw man, die het kunststuk wrocht, die edele daad verrichtte, mijn kind het leven behield.’ En tot den man: ‘Uw vrouw was het, die mij troostte in die donkere dagen, die mij trouw bleef, toen allen mij verlieten.’ Of doet men het dan wel, als het hart spreekt? Alleen dan wèl? Waarom dat toch? Waarom is, wat wij bij onze diepste gewaarwordingen wel als geoorloofd beschouwen, niet ‘fatsoenlijk’ in den stijl van het dagelijksche leven?

Laat ons toch de benamingen, die onze ondergeschikten ons geven, niet van hen overnemen! De Engelschman voegt er althans nog zijn eigen naam aan toe, als hij van zijn vrouw als Mevrouw.... spreekt, en zijn echtgenoote doet dit wederkeerig. Dit moge ons toeschijnen kond te doen van zelfingenomenheid, die wij nu eenmaal zien willen in alles wat des Engelmans is, men weet dan toch dat hij van zijn eigene vrouw en de vrouw van haar eigen man spreekt en met ons laf ‘Mijnheer en mevrouw’ weet men dat zelfs niet!


Vorige Volgende

Footer navigatie

Logo DBNL Logo DBNL

Over DBNL

  • Wat is DBNL?
  • Over ons
  • Selectie- en editieverantwoording

Voor gebruikers

  • Gebruiksvoorwaarden/Terms of Use
  • Informatie voor rechthebbenden
  • Disclaimer
  • Privacy
  • Toegankelijkheid

Contact

  • Contactformulier
  • Veelgestelde vragen
  • Vacatures
Logo DBNL

Partners

Ga naar kb.nl logo KB
Ga naar taalunie.org logo TaalUnie
Ga naar vlaamse-erfgoedbibliotheken.be logo Vlaamse Erfgoedbibliotheken