- - freule Lohman! - - Phie, Phie, als sommige der spreeksters geweten hadden dat er in Uw hart zulke zondige gedachten waren, aan zulk een zwart schaap als freule Lohman is.... geloof mij, zij hadden U met den vinger aangewezen als onwaardig langer te vertoeven in hun geheiligd midden van blanke vrouwendeugd.
Hoe is het mogelijk, hoe is het mogelijk! Gij zat aan de bron der wijsheid; gij hebt vier dagen lang gelegenheid gehad Uzelve te verkwikken met levenswoorden.... en ondertusschen dwalen Uw ijdele en lichtzinnige oogen de zaal rond, om te kijken naar de menschen, en onder hen te zoeken naar de persoon van een zóó láággezonken, zoo verdorven schepsel als... freule Lohman... iemand niet wáárdig om zelfs dezelfde lucht in te ademen met een gezelschap eerzame, mannenhatende, feministische juffers; (en die om die reden dan ook verre bleef!)
- Neen, gij hebt U het gróóte voorrecht dat U te beurt is gevallen, van te mogen opgaan ten congresse, gehéél en al onwaardig getoond! En het is dan ook Uw welverdiende straf dat gij mij niet hebt te zien gekregen. - Troost U intusschen! Als gij hier bij Uw tante komt logeeren, zal ik voorbij wandelen om U de gelegenheid te geven mij te ‘bezien’. Uw familielid zal U dan wel namens mij intijds wáárschuwen, dat de parade begint. Ga dan maar voor het raam staan, en wapen U met kijker en vergrootglas! Ik ben ook lot het omgekeerde bereid. Gij wandelt bij mij voorbij, en ik ga voor mijn raam staan. Gij ziet wel dat ik een bereidwillige ziel ben, waar het geldt Uw nieuwsgierigheid te bevredigen. Dat komt eensdeels omdat gij, dank zij Uw familielid, een streepje bij mij vóór hebt, anderdeels omdat ik U toch eenige vergoeding schuldig ben voor 't geen gij door mijn schuld hebt gemist van de wijze woorden, op het kinder-congres ontrold aan al die wijze Maagden-monden....
Nu nog even iets in ernst. Ik vréés dat Uw handschrift géén beurt meer krijgt. In den nieuwen jaargang wordt deze rubriek namelijk gestaakt, door den te grooten toevloed. Het was ondoenlijk de plaatsruimte te vinden, en de opzending van zooveel handschriften werd te lastig. Aan de betrokkenen wordt het geld natuurlijk teruggezonden. Er komt een berichtje hieromtrent in de Lelie. Wacht dat dus nog eerst af.
- Excelsior. Het beloofde artikel ligt reeds gereed, en wacht op plaatsruimte. Nu weet ik echter niet, of ik Uw allerlaatsten brief al of niet moet beantwoorden onder de corr: rubriek. Wilt gij dat s.v.p. in elken brief er steeds bijvoegen. 't Zou mij zoo spijten als gij op antwoord rekent, en het blijft uit. Maar ik weet Uw bedoeling niet, naar aanleiding van Uw vroeger schrijven daaromtrent. Veel dank in elk geval.
T. van der W. te A. Vriendelijk dank voor het toegezondene. Ik lees zelve een ander Amerikaansch Vrouwenblad, en vind over 't algemeen de denkbeelden van Amerikaansche vrouwen veel gezonder dan de onze. 't Noodzakelijke van elegante kleeding, van vrouwelijke gratie b.v., zal ook door de meest vooruitstrevende Amerikaansche niet worden weggeredeneerd. Zie daarbij eens onze vogelverschrikkers onder de vrije-vrouwen (de goeden niet te na gesproken; die zijn er.) Ook dit, door Uw vriend gezonden stukje, las ik met belangstelling.
Phryton. Anonym toegezonden bijdragen lees ik niet. Als gij Uw naam opgeeft zal ik uw werk gáán lezen. Indien ik vroeger reeds iets aannam, dan moet gij toen óók Uw naam genoemd hebben; - anders is het geschied onder de vroegere redactie.
Erica III. Daar gij de derde zijt die dit ps: aanneemt, geef ik U in overweging bij een voorkomende gelegenheid een ander te kiezen. Ik ontving met dank Uw opstel. Het is reeds afgedrukt. Ik wil U nog even erop attent maken, dat het U niet behoeft te verwonderen wanneer ik die ééne correspondentie met U, van zóó lang geleden, zoo volkomen onthield. Al mijn correspondenties laten bij mij een beeld achter van de correspondenten, een indruk van hen. Ik heb voor allen een of ander plaatsje in mijn hoofd, en dikwijls in mijn hart-óók, waar zij bewáárd blijven. Uw brief indertijd deed mij bijzonder veel genoegen. Ik had niet den tijd U particulier te schrijven; zooals ik toen van plan was, om het onderwerp in questie. En ik schreef Uw later stilzwijgen toe aan een mij-niet-begrepen hebben. Geen Uwer opstellen heb ik dan ook ontvangen na dien tijd, zonder mij af te vragen waarom gij met geen enkel woord de bewuste correspondentie beantwoordet. Ik vertel U dit, als een bewijs dat ik noch U noch een der andere correspondenties, die van eenig belang zijn, vergeet. M.i. zou het zonder deze eigenschap en deze belangstelling ook onmogelijk zijn zulk een correspondentie als deze met lust bij te houden. -
J.R. te L. - Het lezen der copie van eerstbeginnenden is een tijdroovend ding. Als gij eerst iets inzendt, en dus van mij de moeite vergt dit te lezen, dan kan ik mij niet inlaten op Uw latere wispelturigheden. Ik heb meer te doen, dan in den voorraad copie Uw stukjes zoeken. Als gij nu plotseling bedenkt, dat die stukjes van U ‘onbelangrijk’ zijn, hadt gij beter gedaan ze niet te schrijven, en van mij niet de moeite te vergen ze te lezen. In elk geval zijn ze zeker te ‘onbelangrijk’ om er zóó over te zeuren als gij doet. Wacht uw tijd af.
Aman. Dank voor de indertijd gezonden vertalingen. Ook de nog niet geplaatste zal ik misschien wel kunnen opnemen. - Hartelijk dank voor Uw langen particulieren brief. Op Uw wensch verscheurde ik hem terstond. Natuurlijk beantwoord ik hem dus niet.
Iris. - Ja zeker, ik ontving indertijd Uw kaartje met dat andere. Hartelijk gefeliciteerd. Verwonderen deed het nieuws mij niet. Want uit Uw stukje had ik allang een Ahnung, dat er zoo iets in de lucht hing. Gelukkig dat Uw illusies en hopen en vreezen dus zoo spoedig reeds vervuld zijn. Wordt een recht gelukkige huisvrouw, een echte steun en hulp voor Uw man, ‘zijn sieraad en zijn eere’, zooals Beets het zong van zijn vrouw; opdat Uw man eenmaal van U 't zelfde mag herhalen wat Beets verder zegt:
‘Mijn troost, mijn hulp, mijn vreugd,
Dat waart ge me op mijn wegen, gij Huisvrouw mijner Jeugd.’
Ik dank U hartelijk voor Uw vriendelijke woorden aan mij gericht, en ik hoop dat de Lelie en ik U zullen blijven bevallen. Vriendelijk gegroet. En geniet maar met volle teugen Uw jonge leven en Uw jonge geluk!
Helena. - Dank voor Uw vriendelijke woorden over ‘Mara’. Ja, wat gij daaromtrent denkt is in hoofdzaak wáár. 't Geen Uw vriendin overkwam met dien door U bedoelden schrijver verwondert mij geenszins. Juist omdat hij zoo is, kan ik zijn boeken dan ook niet mooi vinden; wel vind ik die mooi van stijl en boeiend geschreven, (dit geldt althans van een paar zijner vroegere romans). Uit Uw laatsten brief zie ik intusschen dat gij-zelf ze óok niet mooi vindt, terwijl ik het juist andersom uit een der hier voor mij liggende vroegere epistels moest begrijpen. - Neen, de door U bedoelde boeken van die schrijfster, die U bekend is, las ik niet. Ik ken wel haar naam als auteur. Gij wilt van mij de beteekenis weten van den nieuwen Lelieband. Maar daarop ga ik niet in, omdat ik op dit gebied liever niet treed. Zooals gij weet zijn de teekeningen ingezonden aan een jury, nadat er een prijsvraag was uitgeschreven. De jury heeft nu eenmaal geoordeeld, en nu vind ik het beter dat ik mij daarbuiten houd met explicaties en opinies. - Ook over mevr: van W.'s gezondheid kan ik U tot mijn spijt niet inlichten. - Ik dank U recht hartelijk voor Uw vriendelijke woorden over de Lelie. - Dat de ingez: stukken van Jhr. Rappard, enz., U zoo interesseeren doet mij genoegen. Gij hebt m.i. gelijk dat gij 't ééns zijt met hem, en niet met Jeanne Van Doorn. - Wat de boekbeoordeelingen betreft die U zoo aantrekken, gij zult er in den nieuwen jaargang, hoop ik, nog meerdere aantreffen. In zoovele brieven wordt mij namelijk gevraagd watik denk van dit of dat boek. M.i. moet gij nooit afgaan op naamlooze, niet-onderteekende critieken over boeken; in welk blad of in welke courant ook. Daar steekt in negen van de tien gevallen persoonlijke hatelijkheid of vijand-