Spoed-Correspondentie.
Jeanne Haaxman. Uw stuk komt in 't volgend nommer, door plaatsgebrek.
C. van B. te G. Denkt U heusch dat iemand die mij een vriendelijk briefje schrijft, en daarin terloops schrijft ‘toen ik daarheen fietste’ mij alleen om die reden ‘niet zou aantrekken?’ - Ten eerste kon ik uit Uw briefje niet afleiden, dat U een getrouwde vrouw en moeder zijt. Ten tweede vind ik fietsen niet iets zóó vreeselijks voor een getrouwde of ongetrouwde vrouw, dat ik per se ingenomen zou zijn tegen een fietsende dame, van wie ik niets weet ten goede noch ten kwade. In 't algemeen genomen, vind ik fietsende mama's een moderne-vrouw-verschijning, die ik bejammer, omdat de uithuizigheid er door wordt bevorderd, terwijl m.i. de echtgenoote en moeder thuis behoort te zijn, het middelpunt moet vormen van 't gezin. Maar men kan in zoo'n geval geen regels stellen, zonder de personen en omstandigheden eenigszins te kennen. - En als ik dus niets van U afweet, dan alleen een kort maar zéér vriendelijk briefje, in het belang Uwer naasten geschreven, dan valt het mij niet in iets ‘tegen U’ te hebben, alleen omdat daarin de uitdrukking voorkwam: ‘toen ik daarheen fietste’. -
Wat Uw ergernis betreft over Jeanne Van Doorn, lieve mevrouw de opinie van dat nest kan U niet méér ergeren dan mij! Ik vind haar brief, haar geredeneer over haar ‘bekrompen’ mama, enz. enz. typisch-echt, zooals er heden ten dage heel veel dametjes van haar leeftijd en maatschappelijke klasse redekavelen. (Ten bewijze hiervan wil ik U mededeelen, dat een mijner vrouwelijke correspondenten mij schreef: ‘Ik ken zoo'n Jeanne Van Doorn in werkelijkheid. Zij woont hier, en is geëngageerd met een ‘Dolfje’, enz. enz.). -
't Doet mij daarom zeer veel genoegen dat Jhr. Rappard haar eens à faire heeft genomen, maar Uw vraag, lieve mevrouw, wie zij is, of-zij is, wáar zij is, mag ik niet beantwoorden. Dat zijn de geheimen van Jhr. Rappard zelf. Ik kan U alléén verzekeren dat ik Jeanne Van Doorn onuitstaanbaar vind, en mij dus best kan begrijpen dat zij U ‘ergerde’ - -
Ja zeker, ik ben blij dat U schreef.
Cum Deo. Ik verwijs U, wat mijn opinie betreft, naar het bovenstaande aan C. van B. te G. Ik begreep niet, of ik Uw brief over Jeanne Van Doorn moest openbaar maken, of opzenden naar Jhr. Rappard. Ik hoor dat wel van U? - Uw andere brieven beantwoord ik nog. -
Mej: Noordwal. Verwijs ik naar de bovenstaande corr: aan C. van B. te G.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN.
Sluiting red: ged: