Vrije-Vrouwenlied.
(ingezonden naar aanleiding der prijsvraag,: parodie Schiller's Glocke.)
Voor 't machtig licht der Waarheid,
Vloog lang der dwaling nacht.
De vrouw heeft het vernomen,
En heeft het wél verstaan:
Dat schoone wereldwetten,
Wat nu in luister praalt nog,
En wat eens werd geminacht,
De Vrouw, slavin sinds eeuwen,
Heeft lang genoeg geleên!
Daar ging één groote mare,
Bazuinen bliezen 't luid:
‘Bereidt U vóór Gij Vrouwen;
Het rijk des Mans heeft uit!’
Op, op, Gij vrouwenscharen,
De wereld neemt een keer!
Zat eertijds bij 't wiegje
Nu ‘trekt hij aan 't touwtje’,
Was eens zijn rijk ‘daarbuiten’,
Haar plaats in 't woonvertrek,
Hij staat nu aan de waschtob,
En mangelt, stijft en rekt.
De sokken van de kinderen,
Hij heeft het al gebreid, gehaakt,
In 't avond-uurtje, thuis.
De meisjes houdt hij bezig,
Hij poetst en boent en schrobt nu,
Hij, eens gebieder, meester,
Tot knecht geworden, dan,
Hanteert, inplaats van degen,
| |