De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdCorrespondentie van de redactie met de abonnésGa naar voetnoot*)Bella. Uw stukje kan ik om den inhoud niet aannemen. Het deed mij (in den slechten zin) denken aan het zooveel besproken novelletje van Jeannette Nijhuis: ‘Getrapt’ (in de Holl: Lelie). Het is bovendien zeer onduidelijk waarom die moeder haar kind een ‘slet’ noemt, en evenzeer waarom zij haar moeder moest ‘vergeven’. - In elk geval zie ik in zulk soort werk bepaald iets verkeerds, iets ziekelijks; wat gij beschrijft heeft niets gemeen met mooie liefde, het is ziekelijk-zinnelijk. En ik houd ook niet erg van die hunne ouders ‘vergevende’ dochters. Ik ken dat genre dochters in de werkelijkheid. En ik vind dat de ouders gewoonlijk weinig reden hebben voor de genadige ‘vergiffenis’ dankbaar te zijn hunner ‘vergevensgezinde’, maar aan hinderlijk-eigengerechtige en lastig-ziekelijke wereldbeschouwing-lijdende dochters. Het spijt mij voor U, maar neem een volgenden keer een ander onderwerp, dan zult gij zeker slagen. N. van der F. Aangenomen. Maar leg U vooral toe op een levendigen boeienden verhaaltrant. Daaraan ontbreekt het U. Snowa. Dat door U gezonden stukje heb ik inderdaad nog in mijn bezit van de vorige redactie. Maar ik vind het niet erg geschikt. Er zijn nu zoovele betere vertalingen. - Gij ziet dat ik aan U denk. Als ik 't een of ander vind, denk ik nu aan deze dan aan gene onder de vertaalsters. - Mej: H., verzocht mij ‘ten spoedigste’ te willen meedeelen of ik ‘genegen ben’ hare ‘bijgaande schetsen’ op te nemen en mijne ‘condities’ op te geven. Zou men niet meenen dat mej: H. een letterkundige van grooten naam was, iemand die der redactie een gunst bewijst met de welwillende, aanbieding van haar werk?! Lieve juffr: H., toen ik Uw dwaze briefje las, moest ik reeds lachen. Hoe kunnen menschen die nog pas beginnen toch zoo zot doen? Gij beschrijft Uw broddelachtig, kinderachtig werk aan twee kanten, en bewijst daarmede Uw totale onbekendheid met schrijven voor den druk, en gij schijnt ook niet te weten dat elke redactie overhoopt wordt met bijdragen, zoodat zoowel het ‘spoedig’ antwoord ontvangen, als het maken van ‘condities’ niet behoort tot de dingen waarop beginners als gij kunnen aanspraak maken. - Vooralsnog stel ik U slechts één ‘conditie’: dat gij mij werk levert dat althans eenigszins in aanmerking kan komen voor plaatsing. Wat gij nu inzondt, komt alleen in aanmerking voor de prullemand. Maar ik zal het bewaren voor terugzending aan U, voor 't geval dat gij er een andere redactie mee wilt gelukkig maken. A.v.B. - Het eerste stuk uit het mij toegezonden cahier wil ik plaatsen (als hoofdartikel). Het is echter, in tegenstelling van de andere stukken, aan beide zijden beschreven. Wilt gij het overschrijven en mij dan terugzenden? Ik zend U het cahier. Ela. Uw schetsje kan geplaatst worden. Théron. Om het onderwerp plaats ik 't liever niet. Ik heb zooveel liggen, ook van U zelf krijg ik zooveel goed werk, dat ik liever geen schetsjes plaats van dit soort inhoud. Ik geloof dat het wel goed is bedoeld, maar ik vind het ziekelijk, zooals 't er staat. - Vooral ook omdat gij m.i. zoo'n meisje onjuist navoelt. Als je lief hebt, dan doe je zoo niet. Helena. - De versjes nam ik gedeeltelijk aan. Y.Z. - Door plaatsgebrek vind ik Uw ‘brief’ over die stad niet genoeg van algemeen-belang. Zij is in ons land te weinig bekend. Nedda. - Ik heb één van Uw stukjes aangenomen, Een klein Willetje. De twee andere vind ik nog niet genoeg doorvoeld van inhoud. Mien (te Leiden). Aangenomen, maar van inhoud wat droog en van stijl wat dor. En dan ook schildert gij het geval zeer ideaal! Ongehuwde tantes van 22 jaar, krijgen maar zelden kinderen geheel aan zich toevertrouwd. En of ze 't dan zóó prettig vinden als de Uwe? (een neefje is geen eigen kind!) Bovendien is die liefde, die haar twee-en-twintig jarig hart brak, wel wat heel vaag geschilderd; het is mij een raadsel gebleven hoe, waardoor, en wáárom, zij die moest ‘uitrukken’. Tragtiek. Ja, dit vers plaats ik gaarne. H.C.K. te B. Uw versjes zijn voor gelegenheidsversjes (en op Uw leeftijd) niet zonder eenigen aanleg. Maar Uw maat en rijm zijn nog lang niet voldoende. Voor den druk niet geschikt. Annie te L. (pseudonium ontbreekt.) Dat eene versje liever niet. 't Sprookje en 't andere versje aangenomen. S.G. De eigenlijke reden van mijn weigering van Uw stukje, zult gij, bij de terugzending, vinden geschreven aan den buitenkant, want die is minder geschikt tot publiceering in de Lelie. An und für sich had het geplaatst kunnen worden. Ik dank U recht hartelijk voor Uw vriendelijk en uitvoerig schrijven, en wil met genoegen iets anders van U ter inzage ontvangen. - Dat U onder die omstandigheden wel eens tot schrijven komt, begrijp ik heel best. - Ik hoop U dan een anderen keer in de Lelie opgenomen te zien. L.H. te A. Om de 14 dagen (meld mij s.v.p. hoeveel er komen.) ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. Sluiting red: ged: |
|