De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIngezonden stukken.
| |
[pagina 611]
| |
verhouding bestaat en zelfs in sterke mate gevoeld wordt. Bedoelden Amerikaanschen brief, zag ik niet lang geleden bevestigd toen ik toevalligerwijze inzage kreeg van een schrijven gericht aan een dame hier ter plaatse, waarin een moeder aan hare oude vriendin haren nood klaagde dat hare reeds lang volwassen zoons ongehuwd bleven, eenvoudig wegens gebrek aan voor hen passende vrouwen. Die moeder was van een beschaafd Hollandsch gezin, sedert jaren gevestigd in Californië. ‘Ach, woonden hier in de nabijheid maar enkele hollandsche meisjes,’ zuchtte zij. Ik wijs hiermede naar het beloofde land; is het buiten het bereik van den niet gansch onbemiddelde? Where is a will there is a way. Uit de genoemde brochures omtrent Canada is bovenal dit te leeren, dat er voor jonge lieden, van welke ontwikkeling ook, die niet schuwen de armen uit de mouw te steken, nog een schoone toekomst daar in die verre gewesten weggelegd is. Daar is nog voor milioenen plaats. Ons onderwijs is sedert een menschenleven al zoodanig ingericht, dat het verlichting heeft gebracht in alle klassen onzer maatschappij. Hoe zegenrijk dit ook zij, het heeft aan den anderen kant het aanzijn gegeven, in ieder geval overmatig vermeerderd wat de Duitscher noemt, das gebildete Proletariat, en wat is vreeselijker dan fatsoenlijke armoede? Boeren, kleine kleedermakertjes, winkeliertjes en zulke kleine luiden verkeeren dikwijls in betrekkelijk goeden doen, maar: wat is hunne hoogste illusie? Dat zij hun zoon Meester zien worden. Laten wij liever zeggen Onderwijzer, want ‘Meester’ klinkt al beleedigend. Beschaafde ouders wenschen niets liever dan dat hunne mannelijke telgen, wanneer zij niet officier worden, dan toch achter een lessenaar te land komen, liefst bij een Ministerie, of op een of ander secretarie. Meisjes, wier arbeidsveld zoo veel beperkter is, moeten noodgedwongen zich wel op het onderwijs werpen. Ik ken jongelieden met eigen inkomsten, die voor een paar gulden in de week aan een gemeentesecretarie werken. In het genot van eenig kapitaal, richten zij hun eerzucht en energie naar het bereiken van den post van gemeentesecretaris en koesteren den vurigen wensch het eenmaal te brengen tot: burgemeester. Het doet er niet toe van welke gemeente. Geldzorgen kennen zjj niet, deze eerzuchtigen en energieken, verre van dien; maar toch zijn het kiemdragers van latere proletariërs, ‘gebildete’ wel te verstaan. Ik heb ze gekend die dochters van burgemeesters, officieren, dominees, enz. die om den mond open te houden, op fatsoenlijke manier, God beter 't ziekenverpleegsters werden, doende het werk van een meid, en tegen een loon, waarvoor op het platte land geen meid te verkrijgen is. Nog sterker, ik heb een officier van de cavalerie gekend, die zich voor zijn zuster schaamde omdat deze als gezelschapdame - alzoo ver beneden zijn stand - den kost verdiende. Tot welke uitkomsten die ‘Bildung’ al niet kan leiden! Hier te Apeldoorn bestaat een Rijkskweekschool voor onderwijzeressen. Over eenige maanden zal er de toegang voor 20 nieuwe leerlingen, na vergelijkend toelatingsexamen worden opengesteld. Voor dat examen hebben zich nu al over de 250 meisjes aangemeld, 230 minstens zullen moeten worden afgewezen; zullen zij het onderwijs als veld van arbeid laten varen? Hoogst waarschijnlijk niet; zij zullen verdere opleiding zoeken op een of andere normaalschool, welke thans in elke gemeente van eenig belang wordt aangetroffen. Rekent men nu dat al deze scholen vrijwel overbevolkt zijn, dan vraagt men zich af: waar moet dit heen? Bij de oprichting dezer kweekschool werd per advertentie een oproeping gedaan voor 2 onderwijzeressen. Er boden zich aan meer dan 400: onder de niet geplaatsten bevonden zich die een 7-tal akten hadden. Waar moet het heen! Kennis is macht, zeer zeker, maar toch niet in den zin zooals bijna alle akten zoekenden - mannen zoowel als vrouwen - het verstaan. Kennis is de ploeg die het land bebouwt. Dat wil zeggen, dat een ploeg alleen zonder land maar weinig waarde heeft. Het land is het veld van arbeid, dat men zich kiest, moge het landbouw, industrie, handel, of ambachtsnijverheid heeten. Is dat land eigen bezit, een eigen zaak, des te beter. Voor vele akten- en diploma-begeerenden is kennis het tolgeld op den weg naar een staatsruif, niets meer. Terugkomende op Canada: zal het wijzen daarheen Uw noodkreet doen verstommen? Niets daarvan; maar het kan wellicht ouders die zoekende zijn naar een toekomst voor hunne zoons, weerhouden ze te bestemmen voor den vervloekten lessenaar; hen ingeven ze practisch klaar te laten maken voor handel, landbouw of ambacht, opdat ze hun handen weten te gebruiken en geschikt worden om in een nieuw land hun toekomst op te bouwen. Dit behoeft een voorafgaande algemeene ontwikkeling niet in den weg staan. Naar Canada gaande zouden de jongens den weg kunnen bereiden voor hunne zusters, misschien voor hunne ouders, om dicht bij hen hunne laatste levensdagen te slijten. Daardoor zou een gedeelte onzer vrouwen een schoone toekomst worden geopend, het ander achterblijvende gedeelte ruimer baan naar arbeid worden verschaft. Zouden allen die bij U om hulp hadden aangeklopt en die zich bereid verklaarden tot alles, nu van alle middelen zijn ontbloot? Ik geloof het niet. Zij die wat bezitten, zou ik dezen raad willen geven, - uitdrukkelijk zij gezegd, dat het denkbeeld met de uiterste bescheidenheid wordt geopperd: tracht bij een boer voor een jaar in de leer te komen om het melken, boter- en kaasmakerij, veebehandeling, bijenteelt aan te leeren. Trek na dat jaar naar Canada. Pleizierig is het niet; wellicht ook onmogelijk voor vele zwakkelingen; maar is vertaalwerk voor zooveel centen per vel druks of naaldwerk tegen bloedgeld voor Tesselschade zooveel beter? Opent zulk werk een toekomst? Het heeft er allen schijn van, geachte Freule, of ik werkende ben voor een stoombootkantoor afdeeling landverhuizing. Daar is niets van aan. Het is slechts uw noodkreet, die weerklank in mij gevonden heeft. Een ieder die er lust toe | |
[pagina 612]
| |
gevoelt, wende zich tot den heer D. Treau de Coeli te Antwerpen, leze de bij hem verkrijgbare brochures, oordeele zelf, doe wat hij noodig acht alvorens het met zichzelve eens te zijn en trekke zelf zijne conclusies. U dankende voor de mij verleende plaatsruimte teeken ik mij Hoogachtend Apeldoorn, 1 Febr. '04. G.A. RÖMER. | |
II. De nieuwe geneeswijze.Aangetrokken door de aankondiging van dit belangrijk werk van M. Platen, dat in Duitschland zooveel opgang maakt, en door de gunstige beoordeeling er van in verschillende bladen, besloot ik deze prachtuitgave te bestellen. Mijn verwachting aangaande dit werk was hoog gespannen, maar werd overtroffen toen ik de boeken, na ontvangst, inzag en bestudeerde, met zulk een gemakkelijkheid, dat ik niet kan nalaten er een en ander over mee te deelen ter aanbeveling. Het werk bestaat uit twee deelen in keurige prachtbanden, die een sieraad in onze boekenkast zijn, doch dit is slechts uiterlijk. Alles wat er in voorkomt is zoo begrijpelijk afgebeeld en beschreven dat het een ware schat is voor gezonden en zieken. In Duitschland (1896) verschenen, beleeft het daar thans den 38sten druk en ruim 150 duizend exemplaren werden reeds in die enkele jaren verkocht. Het bevat ruim 2000 bladzijden, 432 gravures, 21 fijn gekleurde platen en 10 ontleedbare modellen, naar de natuur in kleuren uitgevoerd. Nimmer is een werk op het gebied van hygiëne verschenen, dat voor oningewijden zoo bevattelijk is geschreven en Dr. S.M.C. Soer, die het vertaalde, heeft een reuzenarbeid verricht, die hem tot eer verstrekt en waarvoor velen in den lande hem dankbaar zullen zijn, want het is een ware weldaad voor de menschheid en naar mijn bescheiden meening het meest volmaakte, dat men zich op dit gebied kan voorstellen. Al dadelijk bij het opslaan van de eerste bladzijde vinden wij het menschelijk hoofd, ontleed in al zijn onderdeelen als: neus-, oor-, mondholte en strottenhoofd, benevens het oog. Ook maag, long enz. enz. liggen eveneens zichtbaar voor ons, door de openslaande platen en alles daarbij zeer bevattelijk aangeduid. Alle soorten van chronische en acute ziekten worden er in behandeld, de ziekten van het zenuwgestel, waaruit zwaktetoestanden voortkomen van den meest verschillenden aard, als hersen- en ruggemergziekte, hartziekten enz. Uitvoerig wordt behandeld de jicht en rheumatiek, maag- en darmziekten, oog-, oor, en keelziekten, tuberkulose, kouvatten, longontsteking, bloedvergiftiging, enz. enz. De gezondheidsleer wordt tot in de kleinste bijzonderheden geleerd. Arbeid, beweging, ontspanning en rust; onze woning, voeding, kleeding, lucht en licht; deze belangrijke factoren om gezond te blijven kan men in dit werk vinden. Voor jonge vrouwen en moeders is het een bijzonder aantrekkelijk boek, omdat alle vrouwenziekten er op de meest kiesche wijze aangeduid en de behandeling er van besproken wordt. Zoo ook de verhardingskuur bij zwakke kinderen, de verschillende manier van baden en wasschen in zieke en gezonde dagen, de verzorging bij voorkomende kinderziekten als: mazelen, roodvonk, windpokken enz. De influenza en de verschijnselen ten gevolge daarvan, de verzorging van de huid en hoe wij ons tegen ziekten kunnen vrijwaren, dat alles vinden wij afgebeeld en zoo boeiend beschreven, dat wij de boeken onwillekeurig weer ter hand nemen, om er een en ander in op te slaan. Evenzoo is het werk aan te bevelen voor jonge dames, die roeping gevoelen tot ziekenverpleging, want in geen boek kan men het behandelen, dragen en vervoeren van zieken duidelijker en gemakkelijker leeren. Het leggen van verbanden en compressen, het zelfonderzoek van de urine, het hypnotiseeren en electriseeren, alles is met bijzondere zorg in duidelijke gravures afgebeeld en omschreven. De homoeopathie, de Kneipp-methode, het masseeren, afkoelen, wrijven, persen, kneden, drukken, kloppen, vibreeren enz. enz. benevens een leerrijke verhandeling over de genezing van koortsziekten. De natuur- en medicijnartsen worden uitvoerig besproken. De verschillende bewegingen der heilgymnastiek tot verbetering van verlammingstoestanden, alsmede de adem-gymnastiek. En wie heeft in onze dagen geen last van zenuwen? Welnu, in deze rijk geïllustreerde uitgave kan men zijn wilskracht leeren oefenen en sterken en zijn zenuwen tot rust brengen. Het is een onuitputtelijke vraagbaak voor zenuwlijders en zenuwlijderessen. Wie zijn gezondheid liefheeft, behouden of herkrijgen wil, schaffe zich deze interessante boeken aan. Het is een groote uitgaaf, maar dit omvangrijke en toch zoo bevattelijke werk is onbetaalbaar voor ieder, die zich het koopen er van kan veroorloven. Ook voor familieleden, die zich veraf bevinden en vaak in de binnenlanden van Indië of Afrika van medische hulp verstoken zijn, is er geen praktischer geschenk dan de Nieuwe Geneeswijze! Mevrouw L.M.A. POT geb: MEIJER, Tholen. | |
(Vraag van freule de Savornin Lohman naar aanleiding van de noot van Mevr. Wijnaendts - Franken in haar artikel blz: 604).Lieve Mevrouw. Behoort ‘the Queen’ óók tot de door U zoo heftig-gewraakte lectuur? Ik vind haar niet genoemd onder de misdadige Bladen, die Uw ergernis zoo opwekken; maar, voor zoover ik kan nagaan, staat zij geheel op één lijn met ‘the Lady's Pictorial’, en zal dus óók wel door U gerekend worden tot de ‘nonsens-bladen’. - | |
[pagina 613]
| |
Welnu, laat mij U dan bekennen, dat ik voor mij zoo'n ‘nonsens-blad’ amusant vind. Ik wil geen namen ten onzent noemen, en daardoor hatelijk zijn; maar mij met een voorbeeld bepalen tot het buitenland. Daar, is dan b.v. het onlangs ter ziele gegane Vrouwen-Blad ‘Fronde’, dat zoo'n jammerlijken aftocht moest blazen, door zich-zelve voortaan te verschuilen achter het blad van de mannen: Victor Charbonnel en Henry Bérenger. (l'Action). In het zuur-zoete artikel, waarin de voormalige redactrice van het Dagblad de Fronde, zich te vergeefs trachtte te verdedigen op den spot der Fransche pers met haar ondergang, en met haar vrij-gezochte poging daaraan een glimp van vrijwilligheid te geven, viel zij onder anderen heftig uit tegen la Vie heureuse, haar gelukkige mededingster, die 't in een à twee jaar gebracht heeft tot bloei; terwijl de Fronde, na vijfjarige worsteling, het als dagblad heeft moeten afleggen.Ga naar voetnoot*) - Dat ‘la Vie heureuse’ het bracht tot zoo'n bloei -, zegt Marguerite Durand, de Fronde-redactrice, - dat dankt dit dames-blad dááraan, dat het een ‘nonsens-blad’ is (in den geest der door U gewraakte Engelsche damestijdschriften!) De Fronde echter, - aldus Marguerite Durand, - ‘verachtte’ dit soort lectuur! De Fronde was een vrije-vrouwen blad, een ‘degelijk’ Blad, etc, etc....!’ - Nu dat is wáár! Ik ben geabonneerd geweest tot aan haar zalig uiteinde, op de Fronde, en ik ben óók geabonneerd op la Vie heureuse. - En inderdaad, dit laatste tijdschrift hééft zéér veel overeenkomst met de door U zoo gewraakte Engelsche ‘nonsensbladen’, en inderdaad de Fronde stroomde over van ‘degelijkheid’ en vrije-vrouwachtigheid.... Met het gevolg dat ik de Fronde nimmer heb zien arriveeren, zonder mijzelve zuchtend te beklagen, dat ik haar wel moest lezen, (omdat mijn redactriceschap mij nóódzaakt van alle verschillende organen der vrouwenbeweging op de hoogte te blijven), terwijl de verschijning van de smaakvolle, boeiende, allerlei détails uit de vrouwenwereld-brengende ‘Vie heureuse’ mij stééds een welkome, prettige verpoozing is in een druk leven! - Evenzoo gaat het mij met the Queen. Ik zie elken Maandag de komst dáárvan met heel veel belangstelling te gemoet; ik ben zelfs ‘nonsens-achtig’ genoeg, om de goed-geïllustreerde beschrijving van een mooi toilet, of van een met groote feesten gepaard high-life huwelijk, minstens even, ja méer interessant te vinden, dan het onophoudelijk ‘degelijk’ leuteren van ‘vrije-vrouwen’blaadjes, door misschien zeer ‘degelijke’, maar helaas van alle geestigheid, of causerie-talent, of zelfs van maar éénig talent gehéél ontbloote ‘vrije-vrouwen’... En ik vind dat de verklaring voor de hand ligt, wáárom deze ‘nonsens’bladen, die U zoo mishagen, toch zoo gráág gelezen worden door ‘de’ vrouwenwereld, in alle landen. - ‘Nonsens-bladen’ als the Queen, die specifiek voor vrouwen interessante dingen behandelen, vinden, uit den aard der zaak, bij allerlei vrouwen, uit alle standen, een dankbaren lezerskring, omdat zij allerlei, voor vrouwen-smaak interessante zaken, die slechts ter loops of in 't geheel niet behandeld worden in de algemééne couranten, tijdschriften, etc., nauwkeurig beschrijven. Ik stel er een eer in, dat ik zoo dóór en dóór vrouw ben, gewone vrouw, om in die ‘nonsens’-dingen, van the Queen, en de andere door U genoemde ‘nonsens’-bladen, belang te kunnen stellen! Voor mij is de ‘nonsens’ van ‘the Queen’ en van ‘La Vie heureuse’ een ware verademing bij al de ‘degelijkheid’ die ik moet slikken van binnen- en buitenlandsche vrije-vrouwenblaadjes! - De ‘Vie heureuse’ en de door U gewraakte Engelsche ‘Nonsensbladen’, echter zal ik stééds als een welkome afwisseling begroeten, ter opfrissching van mijn geest en afleiding van mijn gedachten. - Ik denk wel dat ik zeer daal in Uw achting; door zooveel ondegelijkheid te bekennen; maar U weet wel: Ik ben nu eenmaal in de hedendaagsche vrouwenwereld, het ‘Enfant terrible’, dat eenvoudig-weg die wáárheid zegt, waarover de derde-geslachtsproducten zoo graag een doekje heenspreiden willen. - En het gekakel, geschetter, en toornig vleugel-geklep, dat ik door mijn beweringen heb doen ontstaan in het kippenhok der vrije-vrouw...; is wel het beste en onbestrijdbaarste bewijs hoe raak mijn beweringen zijn! Nichts für Ungut, lieve mevrouw, Uw
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|