Maar.... wàt zal men zeggen van de martelaren van het gezelschapsleven!
Zij ook sterven een langzamen dood voor hun aanbidding van het afgodsbeeld: ‘comme il faut;’ zij, die hun geheele leven lang zich tot plicht stellen, het vat der Danaïden te vullen om aan het einde van het leven gewaar te worden, dat het minder dan onnut geweest is; dat, zoo men zich hunner nog zal herinneren, het in geen geval zal zijn met bewondering en gemis.
‘'s Menschen ondankbaarheid’ is spreekwoordelijk geworden.
Hoe dikwijls hoort men als bewijs daarvan aanvoeren, wanneer het gesprek loopt over een volkomen geruïneerd persoon, een beschouwing als deze: ‘ja, daar gaat hij nu, en geen van hen, die eens van zijn welvoorziene tafel en fijne wijnen hebben genoten, wil hem nù kennen - zoo is de wereld!’
Neen, waarlijk, ik gevoel lust, het voor ‘de wereld’ op te nemen, en er den draak mee te steken.
Is er dan wèrkelijk reden tot dankbaarheid, voor die groote diners en soupers, die de gastheer en gastvrouw zich als gedwongen gevoelen te geven? Of iemand wordt uitgenoodigd, omdat hij het kan terugdoen, alzoo: betaald - gequiteerd; òf om zijn vermogen de gasten te amuseeren, en dan.... heeft hij zijn kost eerlijk verdiend; dan weer valt iemand die onderscheiding te beurt wegens zijn rang, geboorte, naam of bekendheid, als gewild artiest, ten einde glans te geven aan de zaak; ook in dit geval is niet hij degeen, die zich als schuldenaar behoeft te gevoelen; of ook nog wordt hij uitgenoodigd, omdat hij niet voorbijgegaan kan worden, en in dat geval heeft hij zeker allerminst reden, zich dankbaar te gevoelen!
De fout der gasten (die der ‘ondankbare wereld’), ligt minder hierin, dat zij een geruïneerde familie schuwen, dan wel daarin, dat zij in hun goede dagen er heen gingen tegen hun zin en beter-weten in, want.... hoevelen zijn er, die werkelijk eenig genot smaken in 't deelnemen aan die groote partijen en het is natuurlijk alleen daarop, dat we het oog hebben!
Overigens houdt de gastheer maar zelden rekening met den wensch zijner gasten bij 't samenstellen van zijn lijst van invitaties. Ze klinken zoo héél vriendelijk die woorden: ‘Mijnheer en mevrouw X. verzoeken mijnheer en mevrouw Z., hun de eer aan te doen, morgen op de thee te komen.’
Maar.... men moet dit niet zoo letterlijk opvatten, en.... wee dien armen mijnheer en mevrouw Z. indien ze oprecht genoeg waren te antwoorden: ‘Neen, we willen dit liever niet!’
Ze zouden door het geheel A.B.C. worden uitgekreten!...
Als ware Hottentotten zouden ze worden beschouwd!....
Een leugentje daarentegen is geheel ‘comme il faut!’
Zich ongesteld houden, ergens anders gevraagd zijn, logés verwachten of iets dergelijks.... maar nooit ronduit de waarheid zeggen!....
Dat zou onheusch zijn, gebrek aan savoir vivre toonen: twee zonden.... in 't gezelschapsleven erger dan onrechtschapenheid en oneerlijkheid!
En toch: is het niet een gewoon verschijnsel, dat zij, die de partij geven, te voren zich niet ontzien te zeggen: ‘ja dièn en dièn moeten we hebben; het is onverdraaglijk, het is duur, het is verschrikkelijk, maar we kùnnen er niet van tusschen.’
En zij, wien de uitnoodiging geldt, weten nauwelijks de deur achter den overbrenger der invitatie dicht gedaan, of ze roepen uit: ‘Och hemel! moeten we nu alweer daarheen! Waarom laten ze ons niet met rust!’
De plechtige dag is aangebroken....
Vriendelijke begroetingen naar alle kanten; er wordt geglimlacht, gegeten, gedronken, gepraat, nu en dan een weinig gegeeuwd, verborgen achter den zakdoek,.... en eerst, als de gasten zijn heengegaan, ontstaat er plotseling volkomen harmonie tusschen gasten en gastheer, want aan beide zijden hoort men den welgemeenden uitroep:
‘Goddank, dàt is weer voorbij!’....
Toch is het onbetwistbaar, dat het de gastheer en gastvrouw zijn en niet de gasten, die daaraan schuld hebben.
De verleider is altijd schuldiger dan hij, die verleid wordt.
Laat ons even een gesprek afluisteren tusschen b.v. het echtpaar Petterson, vóórdat ze hun groot wintersouper geven, en dan eens nagaan, hoe dit afloopt.
Mevrouw Petterson was (tusschen twee haakjes gezegd) als meisje verstandig en eenvoudig, maar van het oogenblik af, dat ze huwde met een ambtenaar van rang, is de ‘comme il faut geest’ in haar gevaren en beheerscht haar met ijzeren dwang!