Dood.
Voor mij zijt ge geen verschrikking; voor martelaren en onschuldig veroordeelden zijt ge een verlosser. Ik smacht naar uw bezoek, o Dood! Veel schreef ik ter neer, mijn innigste gedachten vertrouwde ik het papier toe en wie zou kunnen meenen die dat leest, dat de hand die dit schreef den gifdrank bereidde aan een man, met een glimlach om den mond, met den kus nog op de lippen van hem die verraden werd.
O God neem mij, de onschuldige, tot U!...
Nu vraag ik aan ieder die dit leest of niet op elken regel de groote zedelijke waarheid zich doet gevoelen dat gelijkheid van wet, en eenheid van straf voor den misdadiger, niet bestaat. Wat moet die fijne, teere ziel geleden hebben in de cel.
Chloroform die lichaamslijden wegneemt is een heerlijke uitvinding; kan iets dergelijks worden toegepast voor het zieleleed der gevangenen!
Toen mevrouw Lafarge in het tuchthuis te Montpellier werd gebracht, weigerde ze de kleeren van het gesticht te dragen en verklaarde liever tot haar dood in bed te liggen, dan zich te kleeden in de uniform der schuldigen.
Ze schreef dienaangaande in een brief aan haar oom Collard:
‘Mijn rustig geweten wil niet kloppen onder het kleed der schande. Nooit! En voegt u me toe, dat vernedering martelaars en heiligen maakt, dan zeg ik, waarde oom, dat ik die in helden bewonder, in Christus vereer, maar zelve op geen standpunt sta me nog meer geweld aan te doen....
Ik zal den baaien rok aantrekken op den dag dat die niet het kenmerk van schuld maar van onschuld is geworden!
De marteling van steeds te bed te zijn bij dag en slechts des nachts te kunnen loopen in het enge vertrek, maakte haar ziek; in 1843 dreigde ze te sterven doch herstelde.
Hoeveel moeite sommigen zich in die dagen gaven voor haar invrijheidstelling, het hielp evenmin als mijn pogingen in '48. Wel werd haar een betere cel toegestaan, die ze beschrijft in de ‘Heures de prison.’ Mijn hart vloeit over van medelijden als ik denk aan haar die zulke dichterlijke bladzijden schiep en zooveel rein menschelijk gevoel verwekte, als zij deed in bovengenoemd boek en in de mémoires die na haar dood werden uitgegeven.
In de eerste maanden van 1853 trad een algemeene verzwakking in. Vier professoren verklaarden dat de vrijheid alleen genezing kon aanbrengen.
Dat rapport had eerst geen invloed. Een nieuw verzoek, nog dringender gesteld, trof eindelijk doel en in September werd de ongelukkige het ziekenhuis te Remy binnen gedragen. Haar nicht Marie Collard hield haar daar voortdurend gezelschap. Intusschen nam de uittering steeds toe en stierf ze op 7 Nov. 1853.
Na haar dood publiceerde mej. Collard een stuk waarin ze nogmaals in herinnering bracht hoe zij, en velen met haar, Marie Cappelle een onschuldig veroordeelde meenden. Haar vader, de waardige Maurice, voegt daaraan toe: ‘Wil men weten of ik heilig in haar onschuld geloofde dan is mijn antwoord: Ze was gevangen, maar bleef de vriendin mijner dochter. Ware ze vrij geweest zoo zou ik mijn zoon hebben aangespoord haar te huwen.’
Mevr: B. DE GRAAFF - VAN CAPPELLE.