Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
Amsterdam.
Hooggeachte Redactrice.
Naar aanleiding van Uw correspondentie in de Holl. Lelie, dd. 23 dezer met Mejuffrouw Erica waarin U verwijst naar mijn eertijds ingezonden stukje in de Lelie dd. 26 Augustus j l. No. 9, veroorlove U mij, dat ik mijn idee een weinig beter preciseer dan ik 't deed in dat stukje.
Waar ik schreef, dat ik juist een oudere vrouw zou verlangen bij wie ik hulp en troost zou kunnen zoeken, denk ik er niet aan mij eventueel door die vrouw de wetten te laten voorschrijven. Ik geef bij nalezing van mijn stukje volgaarne toe, dat ik mij tamelijk onduidelijk uitgedrukt heb, doch gaarne verklaar ik, dat 't mijn bedoeling was te kennen te geven, dat een man, die evenals een vrouw zijn oogenblikken van moedeloosheid, en behoefte aan steun, heeft, éerder zijn hart zal uitstorten voor een vrouw, die ouder is dan hij, dan voor een, die veel jonger is, en in de meeste gevallen minder van de wereld weet dan hij. De mogelijkheid, dat de man 't ook in dit laatste geval kan doen, ontken ik niet, en ik geef direct toe, dat hier geen algemeene regel te trekken is en ieder geval wel op zich zelf zal staan. Het steun zoeken van den man in zijn oogenblikken van verdriet bij zijn vrouw, die hij in die oogenblikken als zijn meerdere erkent, sluit m.i. volstrekt niet in, dat de man de ondergeschikte is van die vrouw. Ik voor mij zou mijn vrouw kunnen slaan en schoppen, indien ze probeerde de baas over mij te spelen.
Hoogachtend,
J.J. BREEDVELD.