De Hollandsche Lelie. Jaargang 17(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende 1904 1 Januari. Als een grijsaard strijdensmoede Stromplend naar het wachtend graf Legde stram en stijf van leden 't Oude jaar het leven af. Lach en tranen, vreugd en droefheid Bracht het ieder als zijn deel 't Jaar vol wisseling schonk zijn gaven Goede weinig, kwade veel. Heerschzucht, gouddorst, oorlogsrampen Branden, moorden, fel verwoed In het dier de mensch herschapen Laag in dollen overmoed. Hartstocht, doodend in de zielen Al wat edel is en goed, 't Vrijheidslied fier aangeheven Dra gesmoord in heldenbloed. Christendom, beschaving, klanken D' oosterling ten bitt'ren spot Vrome woorden, vuige daden Hol gescherm met 't Woord van God Beelden in een bonte warr'ling Trekken onzen geest voorbij Al het leed, dat werd geleden Door de groote volkenrij. Als een ster aan donk'ren hemel Borend door het duister heen, Straalt de liefde, troostend, heelend, Droogt den traan van 't droef geween. 't Schoon geloof aan zielenadel, Diep geschokt dit jaar, herleeft, Waar de liefde vol erbarmen Zich aan 't lijdend menschdom geeft. 't Oude jaar in 't niet verzonken Wij betreuren 't heengaan niet, Was het velen ook ten zegen 't Bracht meer jammer en verdriet [pagina 442] [p. 442] Tusschen 't heden en de toekomst Hangt de sluier, die ons lot Wijselijk nog houdt verborgen Slechts bekend aan U, o, God Kracht naar kruis zij ons gegeven, Veerkracht stale ons gemoed In den grooten strijd des levens Bij het stijgen van den vloed. En wanneer de zon des voorspoeds Onzen levensweg beschijnt Steunen wij den armen broeder Die in zorg en kommer kwijnt. En voor allen die ons dierbaar Die ons lief zijn, rijst de beê: Voer, o, Heer hun levensbootje, Zachtkens naar een veil'ge ree. BIDJAKSANA. Vorige Volgende