De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 439]
| |
30 December 1903.
| |
Behoedt uw hart.Het hart is het middelpunt van den bloedsomloop en wordt daarom terecht als een der voornaamste organen van het menschelijk lichaam beschouwd. Heeft niet stilstand van het hart onvermijdelijk den dood tengevolge? Maar niet slechts in eigenlijken, ook in overdrachtelijken zin noemen wij het hart het centrum van het geestelijk en zedelijk leven. Duidelijk blijkt dit uit tal van woorden en zegswijzen. Wie kent niet de uitdrukking: 't Hart geeft aan het werk zijn waarde? Wie heeft nimmer de apostolische opwekking vernomen: Al wat gij doet, doet dat van harte? Zoo is het hart de vuurhaard genoemd, waaruit de ware levensvlam haar voedsel erlangt. Zoo is ons gezegd dat de groote gedachten, die honderdduizenden hebben opgebeurd en getroost, beschaamd en in de ziel gegrepen, voortkomen uit het hart. Wij zoeken bij voorkeur de vriendschap van den man van wien het hart op de rechte plaats zit, want op zoo iemand valt te bouwen in alle omstandigheden des levens, niet enkel in blijde, maar ook in droeve dagen. Wij gevoelen ons levendig aangetrokken tot reine zielen, edele karakters, harten van goud. Eveneens gaat onze sympathie uit tot een hartelijk mensch, die gaarne meewerkt aan het waarachtig geluk van zijnen naaste, die u een dienst bewijst zonder een wederdienst te verlangen of er heimelijk op te hopen. Zijn linkerhand weet niet wat zijn rechter doet. Zijn hart spreekt uit den warmen druk van de hand en straalt uit het tintelend oog, uit al zijne woorden en daden. Nauw aan hem verwant is de goedhartige, die alles voor een ander over heeft, wiens grootste blijdschap hierin bestaat: allerlei stoffelijke en zedelijke nooden te lenigen. Met welgevallen staart voorts het oog op den goedhartige, die nimmer kwaad met kwaad vergeldt, maar in navolging van zijnen edelen | |
[pagina 440]
| |
meester vergiffenis schenkt aan die hem smaden en hoonen. Doch er zijn helaas! ook menschen van wie wij ons afwenden met een gevoel van onverholen weerzin, omdat er geen hart klopt in hun binnenste of het moet een hart zijn, dat van zijn oorspronkelijken adel ten eenenmale is vervreemd. Ik denk aan den hartelooze, die hard als steen en koud als ijs, elk gevoel van deernis en menschelijkheid heeft uitgeschud. Of aan den laaghartige, die de grootste gruwelen in koelen bloede bedrijft, voor het ontzettendste niet terugdeinzend. Blijkt niet uit al deze verschillende woorden en uitdrukkingen, dat het hart het uitgangspunt is van al ons doen en laten? Wat gaat er niet in éen dag, in éen uur, soms in enkele oogenblikken om in de harten der menschenkinderen! Wat al aandoeningen en gewaarwordingen kunnen ze bestormen! Angst en twijfel, vrees en bekommering, maar Gode zij dank! ook hoop en vertrouwen wisselen daar elkander af in oneindige verscheidenheid. Nu doet het hart een juichkreet hooren - gij waant u schier verplaatst in den hoogsten hemel. Dan krimpt het ineen van smart - gij beschouwt u als den ongelukkigste der stervelingen. In het hart is plaats voor de diepste smart en de hoogste blijdschap tevens. Uit het diepst van dit heiligdom rijzen op de edelste aandriften, die, in daden omgezet, tot een zegen zijn voor de maatschappelijke samenleving, maar ook de laagste begeerten, die, als zij niet bijtijds onderdrukt worden, alom verderf en jammer zullen zaaien. Hoe hoog kan het hart zich verheffen! Is de mensch niet somwijlen een engel gelijk? Hoe diep kan het hart zinken! Zeggen wij niet wel eens: de duivel heeft zich van hem meester gemaakt? Waarlijk, de bewering is niet te stout: ‘Wonderbaar ding op deze aarde vol wonderen, het hart van een mensch!’Ga naar voetnoot*) Nu zegt de spreukendichter: Behoed uw hart boven al dat te bewaren is. Waarom het hart te behoeden, waarom het te behoeden bovenal? Het antwoord ligt voor de hand. Omdat het hart de bron is, waaruit opwelt al wat de mensch denkt en spreekt en doet. En als de bron verontreinigd of vergiftigd is, zal dan het water, dat zij oplevert, niet hoogst gevaarlijk zijn? Behoed uw hart boven al dat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens. Ja, de uitgangen des levens. De begeerte, die onwillekeurig in het hart oprijst, is terecht de moeder der daad genoemd. Zoo kan eene onreine begeerte de rampzaligste gevolgen hebben. Zoo is een edele opwelling het begin van een goede daad. Een rein hart is ontegenzeglijk de grootste schat. Wat beteekenen de grootste uiterlijke voorrechten, als het met ons innerlijk leven kwalijk gesteld is? In bijbeltaal: Wat baat het een mensch, zoo hij de geheele wereld gewint, en lijdt schade aan zijne ziel? Waarvóór moeten wij ons hart behoeden? In zekeren zin kan men zeggen: Dit hangt van ieders karakter en persoonlijkheid af. Nog niet verouderd is het woord des dichters: Elk hart heeft zijn zwakke zijde
Daar valt de zielevijand aan.
Een ieder leere daarom zijne of hare boezemzonde kennen en geve daarop inzonderheid acht, want als eene zonde ons hart overmeestert, verstikt zij eindelijk ook het goede. Een sprekend voorbeeld hiervan hebben wij in den dronkaard, die tengevolge van eene voortdurende bedwelming niet alleen zijn lichaam verwoest en zijn denkvermogen verstompt, maar op den duur, het kan niet uitblijven, ook zijn wil verlamt, en zijn hart onvatbaar maakt voor edele opwellingen. Vraagt gij ten slotte: Hoe moet ik mijn hart behoeden? dan luidt mijn antwoord: Door zooveel mogelijk winst te doen met al wat uw zedelijk-godsdienstig leven versterken, louteren en verheffen kan. Ik heb allereerst het oog op 't kerkgaan, waarop velen in onze dagen niet kunnen nalaten te smalen. Zeer ten onrechte. Als gij naar het bedehuis opgaat in de rechte stemming, d.w.z. met een heilbegeerig gemoed, met het innig verlangen om te worden gesticht, opgebouwd in geloof, hoop en liefde, zoo zult gij meermalen een woord hooren, dat u kracht geeft tegenover de bedrieglijke lokstem der verzoeking, de laffe vleitaal der verleiding, kracht om de gevoelige plekken van uw hart te wapenen tegen allerlei min of meer gevaarlijke invloeden. Wilt gij uw hart behoeden, geef dan almede nauwlettend acht op Uwen omgang. Zijn invloed kunt gij niet licht te hoog aanslaan. Hoe groot hij wel is, bewijzen uitdrukkingen als: Kwade samensprekingen verderven goede zeden. Zeg mij met wien gij omgaat en ik zal u zeggen wie gij zijt. Wie een man wil worden, die ga om met een man, | |
[pagina 441]
| |
en zoo meer. Ja, de mensch, die zoo gaarne van anderen overneemt, wordt wel is waar niet geheel, maar toch tot op zekere hoogte gevormd door de ongeving, waarin hij zich dagelijks beweegt. Tracht u dus het vertrouwen waardig te maken van mannen en vrouwen van ernst en karakter. Verheffend en bezielend is de invloed derzulken. Wilt gij uw hart behoeden, zoek dan bovenal den omgang met uzelf. 't Is diep treurig, dat zoovelen, wier algemeene ontwikkeling overigens weinig te wenschen overlaat, nochtans volslagen vreemdelingen zijn in eigen binnenste. De deur, die aan het heiligdom des harten toegang verleent, houden zij met de uiterste behoedzaamheid gesloten. Niet alleen gunnen zij anderen geen enkelen blik in het heilige der heiligen, maar ook zij zelven wagen het niet den drempel te overschrijden. Wel hem dan die gedurig en vooral in de beslissende oogenblikken van het leven ernstig inkeert tot zichzelven, vrijmoedig afstekend naar de diepte. Als de mensch in de diepte staart, aanschouwt hij God met het oog zijns geestes. O, het zijn zulke ware woorden: ‘Zoek God niet boven zon en maan en morgensterre,
Noch vraag uw priester uit! De Vader is niet verre:
Keer, mensch! keer tot uzelven in;
Want in u is zijn beeld!’Ga naar voetnoot†)
En wie in den innerlijken tempel Gods aanraking heeft gevoeld, die is kloek en sterk, welke zedelijke gevaren hem ook bedreigen mogen. Nog altijd mag het woord van Vondel gehoord worden: ‘Geen zonde komt er ooit zoo hard gedrongen aan,
Is God uw toeverlaat, haar prikkel zal vergaan.’
Wie met diepen eerbied en kinderlijk vertrouwen zich buigt voor den God in zijn binnenste, wordt door den Allerhoogste aangegord met reuzenkracht. Hij biedt niet alleen moedig het hoofd aan de hevige stormen van den onspoed, maar blijft ook staande, als de luidklinkende stem van den hartstocht zich hooren laat; hij is niet slechts sterk tegenover drukkend leed en grievende smart, maar weet ook zijn hart rein te bewaren te midden van een wereld van zonde en ongerechtigheid. Er is een heiligdom van 't hart
Ontziet het, stervelingen!
Daar woont geweten en gevoel,
Bewustheid van een hooger doel
En drang naar beter dingen.Ga naar voetnoot§)
Den Hoorn. J.J. HEEP, Predikant. |
|