ging van loon in drukke tijden van haar gevergd. Het krantje is weinig opwekkend om te lezen, maar dàt het bestaat en dat het wakkere bestuur steeds op de bres blijft en de toestanden blootlegt, dikwijls groote firma's openlijk aanvalt, zoodat het publiek evenals de werksters ingelicht worden, acht ik van groot belang. Mag ik het daarom ook eens onder uwe aandacht brengen? Misschien vindt u of Mej. Noordwal er aanleiding in om eens met de secretaresse van de Naaistersvereeniging in Den Haag te gaan spreken, hoe er 't best propaganda is te maken voor de goede zaak.
Ik ben het met Mej. Noordwal eens, er moet iets, er moet veel gedaan worden, die toestanden mogen zoo niet blijven.
Vraagt u mij nu, of ik het wenschelijk zou vinden alweer een nieuwen bond op te richten? Neen, eigenlijk niet. -
Maar ik zou willen, dat alle welgezinde vrouwen van Nederland zich in den geest vereenigden, om het kwaad ieder naar haar vermogen tegen te gaan en onmogelijk te maken.
De firma's, waar uitbuitingen plaats hebben, moesten zooveel mogelijk geboycott worden in de eerste plaats.
En dan zou het hoogst nuttig zijn als iedere dame eens eenigen tijd al wat er in het huishouden voorkomt van naaien voor haarzelf, de kinderen en 't huishouden, benevens het verstelgoed, het stop- en maaswerk òf zelf deed òf onder naar oogen liet doen. Zij zou dan zien, hoeveel kunde er noodig is en hoeveel handigheid en accuratesse om een smaakvol dameskostuum op maat, kinderkleeren en ondergoed te naaien, en hoeveel tijd daarin gaat. Dan zou zij eerst goed begrijpen, dat naaisters recht hebben op goede betaling; en hoe de confectie in ieder opzicht te versmaden is, omdat zij demoraliseerend is voor de werksters, de patroons en iedereen, die er zich door kleedt.
Lijnrecht daartegenover staat het ernstige, waardige streven van de beweging voor Reformkleeding. Begonnen en steeds verder gebracht door dezelfde vrouwen, die zich op velerlei gebied van vrouwenarbeid zoo nuttig maken in ons land (n'en déplaise Mad. de Vroye, die van de heele, mooie zaak m.i. meer een modetje wil maken) verdient haar streven ieders achting en eerbied; al was het alleen, omdat zij eenvoud, degelijkheid en gezondheid in haar wapen voert. Er gaat een opvoedende kracht van uit, doordat zij, goed opgevat, individueel is en zich aan 't gezond verstand houdt, in plaats van zich door de mode allerlei dwaasheden, die de vrouw mismaken, en valschen chic te laten voorschrijven.
Gebrek aan ernst en degelijkheid, dat kenmerk van onzen tijd, is ook hier weer hetgeen het meest bestreden moet worden.
De naaisters moeten zich haar toestand beter bewust worden en zich beter gaan organiseeren, ze moeten meer gevoel van eigenwaarde krijgen, zich niet voor gering loon laten uitbuiten en dan ook degelijker werk leveren; het publiek moet meer in de toestanden doordringen, wakkerder zijn, zich beter rekenschap geven van wat het als kleeding aantrekt, en van wat wel de reden mag zijn, dat men in dien of dien winkel alles zóó goedkoop krijgen kan dat ‘je Diet weet, hoe de menschen 't er voor doen’.
Rest dan nog onze dienstboden en de burgervrouwen, die in de week zich aftobben, maar 's zondags zoo dolgraag net gekleed gaan ‘als dames’.
Maar - als nu degelijkheid, eenvoud en gezond verstand eens het motto voor de kleeding van de dames worden?
Ik geloof waarlijk, dat de hoogstgeplaatsten, zij, op wie het meeste licht valt in onze maatschappij, de toestanden bijna geheel in hare hand hebben.
A. SIBMACHER ZIJNEN - DE KANTER.