Ingezonden stukken.
Buiten verantwoordelijkheid der Redactie.
I.
Het dagblad: ‘Het Nieuws van den Dag’ gaf onlangs over een vraag aan zijne lezers, eenige replieken. De aandacht van vele dames zal die vraag niet zijn ontgaan. Zij luidde:
‘Nu menig(e) burgervrouw zich Mevrouw laat noemen, zou ik gaarne vernemen of alle gehuwde vrouwen tot het voeren van dien naam gerechtigd zijn.’
Mag ik daarover mijne gedachten mededeelen aan de
Gewaardeerde Lezeressen!
‘Mevrouw of Mejuffrouw, wat zijt gij?’ ben ik zoo vrij u te vragen.
Luidt uw antwoord: ‘Ik ben gehuwd, dus noemt men mij natuurlijk: Mevrouw - dan moet ik U zeggen dat wij nog niet zoover zijn; - ‘natuurlijk’ is nog niet op zijn plaats, al is volgens een antwoord in Het Nieuws, het in ‘de Spectatorale vertoogen van Van Effen’ te vinden, dat éénmaal alle gehuwde vrouwen dien titel krijgen.
Gebeurt dat werkelijk, dan toch blijft er onderscheid tusschen dien titel te voeren en dien als eerenaam te handhaven, dat stel ik mij ten minste zoo voor.
Is Mevrouw afkomstig van Mijn vrouw, een waardeerende voorstelling door een echtgenoot, aan wie haar nog niet kenden? het Fransche ‘Madame’ doet er aan denken.
Er zijn Mevrouwen die haar titel eer aandoen, ook andere die het aanzien der Dame dragen, nog andere die plat en onhebbelijk zijn.
Het verschil kenmerkt zich dadelijk en duidelijk zelfs voor een niet al te scherpziend oog. Dit reeds onderscheidt haar, - waarom dan niet voor alle gehuwden dien naam?
In één der antwoorden in Het Nieuws, voerde men aan, dat men ook de Koningin aanspreekt als ‘Mevrouw’; dit moge in toespraken gebruikelijk zijn, ook in briefstijl... was het dan een uitzondering dat, dezen zomer bij het instappen in het rijtuig, ik de H.M. vergezellende dame hoorde vragen: ‘Votre Majesté veut mettre son manteau?’ Wie zou aan H.M. een schrijven adresseeren: Aan Mevrouw de Koningin? Immers niemand.
Zou het der Mevrouwen goed zijn de laatste letter (w) van haren titel te doen vervallen, voor minder waardigen dan zij? Zoo doet men in Frankrijk, in België voegt men somtijds ke aan den naam toe; mij dunkt noch Mevrou noch Mevrouwke vindt hier plaats. Onze titulatuur in schrift is omslachtig, zoo voor Heeren als Dames, en menigeen ergert zich als men hem of haar niet geeft wat hen toekomt, daarom geeft men hen liever meer dan dat.
Wat verhaspelen velen de Heerentitels!
Hoe wordt menige ‘Mevrouw’ ‘Hoog Welgeboren Vrouwe’ betiteld! Een spotvogel zeide bij zulk een geval eens: ‘als haar moeders slaapkamer op een derde verdieping lag, en zij recht van lijf en leden was ter aarde gekomen, was die titel haar rechtmatig eigendom.’
Vereenvoudiging komt mij, even als in het leven, wenschelijk voor, verduidelijking zou er door gebaat zijn.
Schreef men aan iederen man: den Heer, de bijvoeging van ambt, betrekking, ambacht gaf aan, in welken kring hij zich beweegt. Voor alle Magistraats-personen behoude men de wijdsche titulatuur, ook in spraak.
Aan de eegaas der Heeren zou men kunnen schrijven:
‘Mevrouw de Gravin....’
‘Mevrouw de Echtgenoote van den Heer Professor - Mr. - Dr. - Arts - Notaris’ enz. enz. schrijven als men in Duitschland doet, komt mij niet geschikt voor, nu wij Mevrouw Dr. en Mevrouw Mr. in ons land zien optreden.
Blijft nog: ‘Mevrouw de echtgenoote van den Heer... schilder - timmerman enz. enz.
Of dreigt dan het gevaar dat de moderne vrouw zich daaraan ergert?
Nu de ongehuwden!
‘Juffrouw’ laat zich uwe dienstbode noemen gelijk zij tot uw kruideniersbediende ‘mijnheer’ zegt. (Dit hoorde ik vooral te 's-Gravenhage.)
Staat met haar gelijk de juffrouw die uwe kinderen verzorgt, ze fröbelen, ja soms lezen en schrijven leert? immers neen, Mevrouw.
Spreken wij haar dan aan als ‘Mejuffrouw’. Bij deze beiden geldt ook wat voor het verschil der ‘Mevrouwen’ een aanwijzing is.
Geve men den Adelstand, den titel die naar rang en recht hem toekomt, dan behoudt men daarin dien ook van ‘Mejonkvrouw’.
Alle anderen zijn dan ‘Mejuffrouw’ of ‘Juffrouw’, tenzij men ter nadere onderscheiding ‘Mejongvrouw’ gebruike.
Voor vele jaren was het de litterator W.J. Hofdijk, die dezen naam gebruikte, ook voor mij, in mijn meisjes-tijd. Had hij gevonden het juiste woord? Van hem kwamen er meerdere, niet alle even lieflijk of kort en bondig: getuige zijn aanhef van een toespraak aan Mevrouw Kleine geb. Gartman:
‘O! Vertooneelspeelijkte vrouw!’ Moesten niet velen tot vlug ontleden van dit woord zich zetten, onder den dichterlijken stroom die aan zijne lippen ontvloeide? Nu, in den tijd door hem voorspeld, dat bij al wie eenigszins litterair ont-