De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 339]
| |
25 November 1903.
| |
Hoofdartikel
| |
[pagina 340]
| |
Rijker zou ik willen zijn om middelen te geven aan hen, die uit geldgebrek kwijnen in ziekenhuizen, waar goed voedsel ze een paar maanden op de been brengt, om weer in te storten, bij gebrek aan versche lucht en rust, twee factoren, die leiden tot herstel. Macht zou ik willen hebben voor een roepstem, doordringend tot allen, die, uit vooroordeel tegen inrichtingen, gebrek lijden in hun misschien rijk gestoffeerde huizen, gebrek aan versche lucht, en dus aan 't zwakste van hun lichaam het noodigste onthouden, die verwend worden, uit liefde door hun huisgenooten, zich al zieker voelen en steeds ongeschikter worden voor de maatschappij, waarin ze toch hopen ééns gezond weder te keeren. Want dit is juist ook een voordeel van een Sanatorium als O.N. O, dat de patiënten er leeren voor de gezondheid van zichzelf en hun omgeving te waken, in de Maatschappij. Zóó zien we patiënten komen, ziekelijk en onbeholpen, gevolgen van 't vertroetelen en verwennen thuis. Angstig zien ze rond naar de open ramen in de ruime corridors, in zalen en kamers. Treurig alleen en slecht verpleegd voelen ze zich, wanneer ze geleerd wordt, zich zelf te helpen, zelf alles te ruimen, wat gevaarlijk kan zijn voor andere gezonde menschen. En na twee dagen voelen ze zich weer burger in de maatschappij, voelen ze zich sterk in 't besef, geen verpleging meer noodig te hebben en bewonderen 't mooie van een inrichting, waar zooveel patiënten bijeen zijn en niet één gevaar loopt anderen te besmetten, wanneer hij maar trouw de voorschriften opvolgt. Zoo, zegt Dr. Donath, directeur van O.N.O., in een brochure voor de patiënten, kan een dame, die een badplaats bezoekt in veel grooter gevaar verkeeren dan een dienstmeisje, dat jaren in een Sanatorium dient. Akelig ongezellig vonden ze de, ofschoon keurig nette maar onbekleede vloeren, de stoelen smaakvol van vorm maar hard en ze dachten met weemoed aan hun gezellige woonkamer of hun weelderige salons, overvloeiend in weelde en gezellige kleurenmengeling van Smyrna, peluche en trijp, van kleedjes en ornamentjes, stofnesten, die, hoe zindelijk ook de huisvrouw is, de frissche lucht bezwangeren met duizenden stofdeeltjes, waarvan de longen allereerst lijden. Maar als ze de voordeelen hadden leeren kennen van een volkomen hygiënisch ingericht huis, dan verwenschten ze al dat moois, dat hun lijden vermeerderde. Bij ondervinding ken ik het lijden van longpatiënten thuis, ondanks de liefderijkste verpleging, waar frissche lucht wordt afgesloten uit vrees voor kou, waar weelde stof verspreidt, waar overdreven zorg verweekelijkt en ongeschikt voor de samenleving maakt; en ik heb leeren kennen het gevaar voor de omgeving van patiënten, die niet hebben geleerd met gevaarlijke, besmettelijke stoffen (als sputa) voorzichtig om te gaan. Daarom zou ik allen longlijders willen toeroepen: ‘Komt naar O.N.O. en leert leven, leert waken voor de gezondheid van u zelf en uw omgeving!’
Ziedaar de algemeene indrukken, die men krijgt van een Sanatorium als O.N.O. Voor belangstellenden laat ik nu hier volgen den leefregel en enkele bijzonderheden van de inrichting voor zoover een leek het practische en mooie er van in kan zien. Midden onder sober-mooie dennenbosschen, rossig gloeiende heiden, 't echt Geldersch hoog en laag met rijkdom van boomgroepen, staat eenvoudig-stijf het oorspronkelijk ‘Oranje Nassau's Oord,’ deftig grijs en vierkant zomerverblijf van de koninklijke familie, vroeger jaren. De ruime vertrekken met hooge wijde ramen zijn herschapen in patiëntenkamers, uiterst practisch en hygiënisch ingericht. (z.g. 1e kl.). De meubels zijn zeer net en goed van vorm, doch zóó dat ze allen nat kunnen worden afgenomen. Geen stoffen gordijnen, geen laagstaande kasten, geen enkele gelegenheid voor stofophooping. En iederen morgen spoelen emmers water den bezeilden grond. De vestibule, met uitnoodigende rustbanken, vertoont alleen aan weelde een groote palmplant. De grond, die ook weer nat wordt behandeld, is van hout-cement, met ronde hoeken (stofvrij). De wanden zijn natuurlijk geschilderd, evenzoo in eet- en conversatiezaal. Het eentonige wordt echter gebroken door smaakvol schilderwerk. Dit alles geeft een beeld van het overige, nieuwe gedeelte, dat er aan is gebouwd in een halven cirkel en erg vroolijk doet tegen het groen met zijn golvende glimmend-roode daken en witte veranda's. | |
[pagina 341]
| |
Die veranda's of lighallen, aan voor- en achterkant, waaronder midden in den tuin een draaibare, zijn wel het voornaamste van de geheele mooie inrichting van een sanatorium. Het grootste gedeelte van den dag brengen de patiënten daarop door, zooals blijkt uit de dagverdeeling. Winter en zomer worden den patiënten 7 uur 's morgens rug en borst gewasschen met koud water (voor eerstbeginnenden met spiritus). Zij staan een half uur later pas op, om 8 uur aan het ontbijt te zijn in de gezellige eetzaal, waar de lange witte tafels met bloemen aan een restaurant doen denken met vroolijke, pratende en lachende gasten. Half negen luidt de bel voor 't liggen. De patiënten liggen dan tot half 11 op de ligstoelen op de veranda's of buiten in het mooie park of bosch, praten, lezen en lachen verder als gewone menschen. In dien tijd doet de directeur Dr. Donath, met de directrice, mej. Piebersen en de tweede geneesheer Dr. Huinink met een van de zusters de rondte en ziet de lijstjes na van de temperatuur, die 6 maal per dag door den patiënt zelf wordt opgenomen op de ongunstigste tijden (na tafel of na wandelen) onder de tong. Een wandeluur volgt van half 11 tot half 12 en daarna 3 kwartier liggen. Half 1 begint de koffietafel. Veelzijdig en goed voedsel is een groote factor voor de genezing en zoowel voor de koffietafel als voor 't diner wordt daar rekening mede gehouden. Van half 2 tot 3 is de z.g. absolute rusttijd. Den tijd dat de patiënten dan op de hallen of buiten liggen mag er in 't geheel geen leven rondom zijn, zelfs praten is voor de patiënten verboden. Het overige gedeelte van den dag bestaat uit wandelen, rusten, dineeren, rusten tot half 8. Een gezellige theetafel wacht dan in de conversatiezaal of buiten. Na de ‘dagtaak’ is de patiënt nu vrij tot bedtijd (half 10). Dit nu zijn werkelijk niet de ongezelligste uren van den dag. Er wordt gewandeld, gespeeld, gemusiceerd, voorgelezen of voorgedragen. Zoo gaan dagen aan dagen en weken aan weken voorbij en de eentonige regelmaat, de vredige natuur doen langzamerhand over den patiënt komen een gevoel van rust, dat volgens de doctoren zeer gunstig moet werken op de genezing. Tot afleiding in deze sleur worden tochtjes ondernomen en pic-nic's, alleen om met frisschen moed en frissche gedachten zich weer te kunnen geven in den rustig glijdenden stroom van het kuren. Eigenaardig is het om te zien hoe nieuw aangekomenen zich altijd 't minst ziek voelen en onrustig woelen op hun ligstoelen en dadelijk reeds spreken van weggaan. Maar na eenige dagen van rust gevoelen ze zich zeer behaaglijk en onderwerpen zich zeer gewillig, steeds sterker zich voelend worden in rustige opgewektheid. Meestal duurt zoo'n kuur minstens 3 maanden. Vele wachten echter langer eer ze ‘eervol ontslag’ krijgen. Volgens Dr. Donath is de winterkuur beter dan de zomerkuur. In de regeling brengt het weer of de koude in 't geheel geen verandering teweeg. Bij vorst, sneeuw en mist liggen de patiënten in hun plaids gewikkeld dezelfde uren buiten en in de zalen of kamers wordt niet één raam meer gesloten. ‘'s Winters komen de patiënten flink ingepakt in een dicht rijtuig en vertrekken onder een sneeuwbui in open rijtuig,’ zegt Dr. Donath. Deze hardingskuur moet dus wel een waarborg zijn tegen vatbaarheid voor koude! Nu zou ik dit artikeltje eindigen zonder over een van de voornaamste voordeelen van een Sanatorium te spreken n.l. het goedverzorgen van de sputa. Ieder patiënt draagt in den zak een nette flaconGa naar voetnoot*) waarin hij zijn sputum opvangt. Hij leert die, zonder gevaar voor de omgeving te reinigen. Het onderzoek van het sputum heeft op geregelde tijden plaats door den tweeden geneesheer. Iedere week komt verder de patiënt bij de doctoren om gewogen te worden en voor de regeling van zijn wandeluren en om de drie weken om in de prachtig daarvoor ingerichte spreekkamer met uitnemende accustiek onderzocht te worden. Wel jammer is het, dat O.N.O. niet geheel beantwoordt aan het doel n.l. de bedoeling van H.M. Koningin Emma, dat het zou zijn voor minvermogenden. Veel is er ook gesproken over de verdeeling in 2 klassen. Uit een practisch oogpunt beschouwd is het echter niet mogelijk menschen van zeer | |
[pagina 342]
| |
verschillenden rang en stand in zoo'n nauwe samenleving te brengen. En zooals mijnheer De Ranitz terecht in de Rott. Courant opmerkte, komt, wat de 1e klasse patiënten aan kamerhuur meer betalen ten goede aan de inrichting, die zóó in staat wordt gesteld éénmaal min vermogenden op te nemen, hetgeen nu slechts een enkelen keer kan gebeuren met behulp van het Emmafonds of van particulieren. Voor veel bevoorrechten, die voelen voor het groote nut van O.N.O. is een gift in het Emmafonds een groote weldaad aan minvermogende zieken. Nu ik aan het eind ben gekomen voel ik, dat ik nog lang niet genoeg gezegd heb van alles, wat hier bewondering wekt. Mogen dezen regelen een aansporing zijn voor hen die genezing zoeken. Dat ze niet te lang wachten. Tuberculose is de meest geneselijke ziekte....Ga naar voetnoot*) mits men zich bijtijds onder geneeskundige behandeling stelt. Laat toch het inrichting-leven u niet afschrikken. Weet, O.N.O. is geen lijdensoord, het is een vriendelijk herstellingsoord, waar trouwe zorg u omringt en natuur wonderen doet. CHRISTIANA A. OUDSHOORN.
1903. |
|