De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 243]
| |
14 October 1903.
| |
Hoofdartikel
| |
[pagina 244]
| |
En, uit dat oogpunt beschouwd, is het gedoe van déze onvrouwelijke vrouwen over Zola-vereering uitermate hinderlijk en belachelijk. Want, niet aan hen behoort Zola, niet hen heeft hij geschilderd als zijn ideaal der toekomst-vrouw.... In geenen deele! De toekomst-vrouw van Zola,.... is de echtgenoote en moeder, die liefheeft haar man en grootbrengt haar kinderen.... anders niets. (Fécondité). De toekomstvrouw van Zola, is, waar haar het echtgenoote- en moeder-zijn ontzegd bleef, de liefhebbende, stil-den-beminden-man-haar-versmade-liefde-wijdende, in het verborgen voortlevende, van-het-lot-misdeelde.... anders niets. (Travail.) Zij is noch ‘kunstdoenerig’, noch ‘nuttig’, noch ‘redevoerend’;.... zij is de liefde-vrouw, die genoeg heeft aan haar liefde.... anders niets. Ik noem juist die twee laatste boeken: ‘Fécondité’ en ‘Travail’, omdat zij, meer dan Zola's vroegere romans, prediken toekomsttheorieën, verkonden toekomst-idealen. - Omdat degenen, die, zooals ‘l'Action’, zich meester maken van Zola als van een apostel der toekomst, zich dan steeds beroepen juist op den inhoud van ‘Fécondité’ en van ‘Travail’.... Welnu. Noch in ‘Travail’, noch in ‘Fécondité’ wordt ons, één enkele maal ook maar, verheerlijkt de nieuwerwetsche moeder, of de moderne echtgenoote, die en-passant liefhebbert in schilderen of in concerten-geven, en doet in geschreeuw over wetenschappelijke zuigelingen-voeding,.... en wat dies meer zij. - De vrouw die liefheeft den man; de moeder die zelve voedt haar kinderen, en zich levenslang wijdt aan hen..., zij alléén is Zola's toekomst-ideaal! - Neem ‘Fécondité’, het boek waarin Zola bij uitstek de hoofdrol heeft toebedeeld aan de toekomst-vrouw. Neem de heldin daaruit: Marianne; de echtgenoote die twaalf malen moeder wordt, en al die kinderen zelve voedt en zelve grootbrengt, zonder ‘bonnes’ en kindermeiden, zonder huishoudsters en gezelschaps-juffrouwen,.... en óók zonder vrouwenblaadjes met theoretische oudevrijsters-beschouwingen, over de voeding van ‘het’ kind, en den aanleg van ‘het’ kind, en de lectuur van ‘het’ kind...; en de tyrannie van ‘den’ man.... Marianne is echtgenoote en moeder.... anders niets, mijn waarde ‘Fronde’-dames, die durft verheerlijken in den dooden Zola (die U niet kan tegenspreken) een van Uw medestanders voor Uw zaak.... Marianne schenkt, jaar op jaar, aan den man harer eerlijke liefde: zonen en dochteren; en ze heeft geen andere eerzucht, dan hem die te geven, zoo gezond, zoo mooi mogelijk, en ze groot te brengen, zoo goed mogelijk... Aan schrijven in vrouwenblaadjes doet Marianne niet. Over de vrouwenquestie bazelen valt haar niet in. Naar schilderij-tentoonstellingen-draven, om haar leekenoordeel uit te spreken over ‘de kunst’, met oogvertrekken en o- en ach-geroep van ‘Wat doet dat mooi’, ‘Wat zijn die lijnen zuiver,’ enz., enz.... ze heeft haar tijd te lief voor zulk gebeuzel... Zich laten hooren op dilettanten-concerten, om er zich te bedwelmen aan den goedkoopen lof van daartoe beleefdheidshalve wel verplichtte familie en bekenden,... zij denkt er niet aan. En, wat het ‘nuttig’-wezen betreft, och deze echtgenoote en moeder heeft te véél gezondverstand, bovenal te véél èchte liefde tot man en kinderen, om niet te weten dat de ware nuttigheid thuishoort in den eigen kring, in het nakomen van de huiselijke plichten, in het verspreiden van gezelligheid en vreugde in eigen huis, voor eigen man en eigen gezin.... Marianne, de vruchtdragende en daarin-alléén haar eer-stellende ideaal toekomst-gade en moeder, uit Zola's ‘Fécondité’, zij is het tegenovergestelde van Uw toekomst-ideaal mijn ‘Fronde’-dames, zij is noch de op haar ‘recht’ prat-doende, noch de over gelijkstelling-met-den-man-kavelende, die gij tracht te maken van de toekomst-vrouw, zij is, integendeel, de-in-den-man-opgaande, alleen-in-zijn-liefde-levende, zonder-hem-niets-zijnde, zichzelve-offerende echtgenoote en moeder,... die niets vraagt voor zich zelve, dan alleen te mogen zijn: het geluk van man en kinderen.... En neem ‘Travail’, waarin de toekomststad, de ‘Cité de justice et de paix’, geschilderd wordt met toekomst-menschen, toekomst-toestanden. Wie zijn daarin de drie ideaal-toekomst-vrouwen? - Welke drie heldinnen vertegenwoordigen in dit boek der toekomst Zola's ideaal bij uitnemendheid, van de verhouding tusschen man en vrouw?... Het zijn: Josine, Soeurette, Suzanne.... Het zijn drie vrouwen, die alle drie hun gansche leven geven aan éénzelfden man: Luc Froment. De eene: Josine verkrijgt het | |
[pagina 245]
| |
leeuwenaandeel in het vrouwengeluk; want zij wordt Luc's echtgenoote, de moeder van zijn kinderen. Maar de anderen: Soeurette en Suzanne, de ‘versmaden’...!? - Worden zij dan uit teleurstelling ‘nieuwe’ vrouwen? - Zoeken zij troost bij ‘de kunst?’ - Voelen ze opeens talenten in zich ontwaken, die nog sluimerden, maar wakker moesten worden door de ontgoochelìngen der liefde? - Geenszins mijn ‘Fronde’dames. Noch ‘de kunst’, noch 't vrouwengedoe van Uw emancipatie-woede, noch algemeen-stemrecht, noch het spelen van welk rolletje ook in het openbare leven, heeft voor Zola's toekomst-vrouwen iets aantrekkelijks! - Zij blijven de liefde-vrouwen, die ze zijn,.... niets anders. De eene: Soeurette, verbrengend haar leven in een onafgebroken wijding aan den broer wiens huishouden ze verzorgt, wiens krankheden ze bewaakt, wiens roem de hàre is, met wiens bestaan het hare samenvloeit in stille zelfopoffering. De andere: Suzanne, zich onderwerpend aan haar ‘slavin’-lot (zoudt gij o ‘Fronde’-dames het noemen) van gehuwd-zijn met een haar onwaardigen echtgenoot; niet van hem wegloopend daarom; niet hem aan de publieke schande prijsgevend, door zijn intieme ziekten rond te bazuinen, (gelijk zeker soort gescheiden-dames heden ten dage doen, uit zelfverdediging); maar moedig dragend de gevolgen van haar eens zelve begane fout, in vergevensgezindheid jegens haar man, in trachten hem nochtans te helpen en ten steun te wezen in het uur van tegenspoed.... En wat is alléén ‘de’ eenige troost, ‘het’ eenige geluk, dat deze twee van het-lot-misdeelden inwendig staande houdt in hun dagelijksche zelfopoffering? Het is noch ‘de’ kunst, noch presidente- en secretaresse-gespeel, noch emancipatie-drijverij, noch nuttigheids-gedoe, noch zelf-aanbidding van de miskende-onschuld-spelen,... het is niets, niets anders, mijn ‘Fronde’-dames, dan haar stille, versmade liefde tot Luc Froment, haar liefde, die zij bewaren in het heiligdom van haar hart, die zij daar koesteren, kweeken; die er groeit, van jaar tot jaar, een steeds sterker en schooner plant... Totdat ze, aan den avond van haar leven gekomen, in het huis-zelf van Luc Froment, nevens zijn wettige vrouw Josine, het reine geluk mogen smaken van altijd te zijn om hem heen dien ze liefhebben, van hem te mogen ‘dienen’, te mogen bewonderen, met haar zorgen en liefde hem te mogen nabijwezen, altijd door!... En, let nu wel! Noch Marianne uit ‘Fécondité’, noch Josine, Soeurette en Suzanne uit ‘Travail’, worden ook maar eenigszins geteekend als verstandelijk-inferieure wezens. Integendeel, het ontbreekt hun noch aan intellect, noch aan talent, noch aan één dier gaven, welke volgens U, mijn ‘Fronde’-dames, per-se ‘ontwikkeld’ behooren te worden om het te brengen tot vrouwelijke genieën!! - Geenszins zijn Marianne, Josine, Soeurette en Suzanne misdeeld van die innerlijke hoedanigheden, welke vormen ‘de superieure vrouw’. Maar..., juist omdat ze zoo wáárlijk-superieur zijn, zoo wáárlijk-groot-van ziel, daarom zijn ze géén man-wijven, géén derde-geslachts-producten, maar liefde-vrouwen, niets anders! ....Aldus zijn de toekomst-vrouwen bij uitnemendheid van den grooten Meester Zola; van wien gij, mijn ‘Fronde’-dames, U brutaal tracht meester te maken als van ‘een der Uwen’.... Noch de Marguerittes Durand, noch de Louise's Michel, noch de Séverine's, noch het ‘bijna een man van genie’ Clemence Royer,Ga naar voetnoot*) vinden we ook maar één enkele maal geschilderd in Zola's ‘Evangelies’: ‘Fécondité’ en ‘Travail’, als in zijn oog wenschelijke toekomst-vrouwen.... In zijn gezond-denkend brein van geestelijk- en lichamelijk-gezond-man, was géén plaats voor Uw ziekelijk-overspannen-oude-vrijsters idealen, o ‘Fronde’-dames, noch voor Uw zichzelf overschattende inbeelding, dat in elke vrouw een miskend genie schuilt, in elke echtgenoote en moeder ondergaat: een ‘slachtoffer te méér’ van den ‘bruut-man’... Niemand beter, juister, volmaakter dan Zola heeft geschilderd het ware ideaal-vrouw-zijn, - een ideaal dat hemelsbreed afwijkt van dat der emancipatie-dames, - in deze bladzijde uit Fécondité: ‘Zij, in haar | |
[pagina 246]
| |
adoratie van haar echtgenoot, had zich eenvoudig tot haar plicht gemaakt te zijn: de gezellin, de gade, en de moeder; de vrouw, lichamelijk geschikt tot kinderen-baren, zedelijk tot ze op te voeden, bovenal de goede raadgeefster, wier fijngevoelig oordeel de moeilijkheden wist op te lossen...’ ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|