De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 225]
| |
Neen, lieve Eius, dat zou ik niet zeggen; want ik vind het bekende damesgezegde: ‘Dan word ik nog liever meid,’ heel onwijzig-hoogmoedig-dom! - Het is niet zoo gemakkelijk om een goede meid, (en nog wel een goede keuken-meid!) te worden! Ook dáárvoor moet men het grondig geléérd hebben. En, zooals gij terecht schrijft, een ‘dames’-gezondheid is óók reeds bovendien een afdoend bezwaar tot het meid-worden; d.w.z. tot flinken handen-arbeid verrichten. - Ik heb eens een Hilda-van-Suylenburg-slachtoffer gekend, die, nadat ze op een teeken-academie eenige malen eervol was vermeld, nadat eenige artisten haar teekeningetjes in alle oprechtheid hadden geprezen, en nadat ze dientengevolge tot in de hóógste hemelen der toekomst-illusieën was opgezweefd, op zekeren dag werd neergesmakt in de laagste laagten der werkelijkheid, door de ontmoedigende ervaring dat een béétje werkelijk talent daarom nog lang niet voldoende is tot ‘geld ermee te verdienen.’ - De bedoelde dame had genoeg fortuin om het buiten 't geld verdienen te kunnen stellen; maar ze dacht dat haar ‘talent’ haar, en-passant, dadelijk den weg zou wijzen tot het leiden van een even aangenaam als goed-betaald ‘werkzaam’ leven. En ze was dientengevolge zeer verbaasd en teleurgesteld, toen de artisten die haar werk oprecht geprezen hadden, haar met dat al niet wilden gebruiken als betaalde hulp op hun ateliers, toen de eervolle vermeldingen der academie geen voldoende introductie bleken bij de uitgevers, wier boeken ze duur wou illustreeren, noch bij de winkels wien ze haar arbeid tegen hoogen prijs aanbood, noch bij de fabrieken waarvoor ze tegen ruim honorarium teekeningen wilde ontwerpen. Overal kreeg ze onverbiddelijk ten antwoord: We kunnen U niet gebruiken, omdat U geldelijk veel te hóóge eischen stelt. - - - - En toen, te midden harer désillusie, dat dit het eind was van haar optimist Hilda van Suylenburg-isme, verzuchtte ze op zekeren dag tegen mij: Als het dan zóó moeielijk is op die wijze geld te verdienen, dan word ik nog véél liever meid. - Maar, na een oogenblik van stom-afwachten, wat ik op deze h.i. verschrikkelijke bedreiging wel zou antwoorden, liet zij, opnieuw ontnuchterd, volgen: - ‘En zelfs dat kan ik nog niet eens. Niemand zou mij als meid kunnen gebruiken!’ - Toen kon ik niet nalaten haar te antwoorden: ‘Dat is het verstandigste woord wat ik je in maanden heb hooren zeggen! - Zie dat maar goed in, dat je net even weinig geschikt bent tot bekwame meid, als tot iets anders van beteekenis. Want meid-zijn heb je niet geléérd. - Als je werkelijk een goede meid kondet worden, dan was je nu tenminste tot iets nut!’ - Maar, óók als meid, kan jij géén ‘geld-verdienen,’ want je hebt het niet geleerd. -’ - En dus zal ik ook U geenszins antwoorden, nog wel bij Uw gezondheid: ‘Wordt liever keukenmeid, dan broodschrijfster.’ - Een goede keukenmeid is een nuttige en onontbeerlijke persoon; en, vooral waar de hedendaagsche mevrouwen niets afweten van koken, en zich ertoe bepalen, in dit opzicht, ‘Het kookboek: Manden’ aan te schaffen zoodra ze geëngageerd zijn, daar acht ik voor mij een wezenlijk-bekwame en met kennis-van-zaken haar betrekking waarnemende keukenmeid, als vrouw vrij wat hooger, dan een over ‘wetenschappelijke voeding’-schreeuwende, in 't publiek-kakelende, over zuigelingen-redevoerende, uithuizige, kunstdoenerige, hedendaagsche mevrouw! - - - Evenmin echter als het vak van keukenmeid zoo gemakkelijk is, evenmin is dat het geval met het schrijven om ‘wat te verdienen.’ - Gij vindt dat ik U, betreffende dat bewuste stukje dat gij inzondt, een ‘voorzichtig antwoord’ gaf; omdat gij gaarne van mij wilt weten, of gij ‘een beetje aanleg hebt.’ - Zie eens, op dat punt ben ik inderdaad ‘voorzichtig.’ Over aanleg beslissen, vind ik heel moeilijk, en kan ook leiden tot heel verkeerde uitkomsten. Ik zal U dat met een voorbeeld toelichten, betreffende een onzer bekendste romançières: Jeanne Reijnecke van Stuwe (mevr: Kloos.) M.i. heeft die dame, hoe en wat men ook over haar werk oordeele, (ik-zelve heb er elders uitvoerig over geschreven; in 't Soer: Handelsblad en in: ‘Over boeken en schrijvers’), m.i. heeft die dame een zéér groot talent; (afgescheiden van alle andere bezwaren, die ook ik heb tegen vorm en stijl en inhoud, spreek ik hier zuiver en alleen van talent.) Welnu, het eersteling-werk van Jeanne Reijnecke van Stuwe: ‘De Heer van de State’ is m.i. zoo volslagen talentloos, als er maar een boek te vinden is. 't Is ook eerst opgeduikeld uit de nacht-zwarte vergetelheid (waarin het terstond was verzonken,) nadat haar latere romans zulk een opgang maakten dat haar tegenwoordige uitgever, de heer L.J. Veen, het opnieuw aan 't licht bracht, (zooals het gaat met uitgevers-speculaties.) - Indien ik uit ‘De Heer van de State’ het talent van Jeanne Reijnecke van Stuwe had moeten voorspellen, ik zou gezegd hebben onvoorwaardelijk: Nihil: (Niets.) En toch, diezelfde ik erken 't volmondig van haar, uit haar latere werken: Zij is een zéér beslist literair talent. - Omgekeerd zijn er een massa auteurs, die van 't begin af vertroost en met hoop gevleid worden, door verzekeringen van ‘Er zit veel in,’ ‘'t Getuigt van wezenlijken aanleg,’ enz. enz., maar die nóóit aan die aldus gewekte verwachtingen beantwoorden! Van daar dat ik voor mij ‘voorzichtig’ ben in het uitspreken van een oordeel, of, en in hoeverre, éérsteling-werk bepaald talentloos is, dan wel een belofte bevat voor de toekomst. - Wel echter waarschuw ik U in elk geval uit alle macht tegen de illusie, dat het geldverdienen zoo gemakkelijk gaat. Zelfs met talent, is dat niet gemakkelijk. Om geld te verdienen moet gij een gewild auteur zijn; want voor de uitgevers en de tijdschriften is Uw arbeid koopwaar. - Dat alles is zoo anders, dan gij en de meeste beginners U het vóórstelt. Met aanbevelingen over Uw ‘talent,’ en mooie recensies, komt gij niets verder wat het geldverdienen betreft. En als het U dus dáárom te doen is, dan zult gij, in Uw omstandigheden, m.i. verder komen met geregeld vertalen, dan met ‘broodschrijven’ van nu en dan een oorspronkelijk en slecht-betaald schetsje.... Daarentegen houd ik 't voor niet uitgesloten, dat gij, als gij talent hebt, over dat eene bepaalde onderwerp, waarvan gij zoo op de hoogte zijt, misschien wel iets bijzonders zoudt kunnen schrijven. (Ik hoop dat gij mij begrijpt). Het is één met U en met Uw leven; en in zóó'n geval wordt het misschien dáárdoor inderdaad iets buitengewoons! Dat moet gij probeeren! Ik kan het niet beslissen. - Ik geloof in zoo'n geval, als het in U is, dan komt het ook vanzelf uit U. Dan schrijft gij het tóch; met of zonder mijn raad. - Nu over dat onderwerp: gescheiden-vrouwen, waarover ik indertijd aan Margot schreef. - Ik zal er maar niet uitvoerig op ingaan, omdat ik U reeds in een vroeger nommer, terloops, (met een ander samen), beantwoordde op dat punt. - Het spreekt van zelf, dat ik alléén die gevallen bedoel, waarin de vrouw wel weet wat ze doet; en waarin ze lichtzinnig en egoist haar plicht verzáákt, omdat ze haar vrijheid prettiger vindt. - En nu is het een feit, dat de hedendaagsche vrouwen in dit opzicht hoe langer hoe meer zondigen, en hoe langer hoe plichtvergetener worden. - Uitzonderings-gevallen echter blijven er altijd; en het spreekt van zelf dat ik-óók dáármede medelijden heb, wat de vrouw betreft. - Ook bestaat er m.i. een diepgaand verschil tusschen de vrouw die zich van haar man scheidt, omdat hij haar volgens haar-zeggen ongelukkig maakte...., en daarmee uit; en de andere die, ná de scheiding van nommer één, al heel gauw nommer twéé neemt, (met wien ze in 9 van 10 gevallen het reeds ééns was vóór de scheiding van nommer een). Dergelijke gescheiden-vrouwen, (en zij zijn de meerderheid,) geven te denken, door hun eigen gedrag, in hoeverre hun verhalen over hun ‘noodzaak van scheiden’ te gelooven en te vertrouwen zijn.... Het dagboek van Marie Bashkirtseff vind ik een van de eigenaardigste documenten tot het begrijpen der vrouwenziel, die er bestaan.... Dat het U zoo trof, begrijp ik best. Ik-zelve schreef daarover elders uitvoerig.... (‘Vrouwenliefde in de moderne literatuur,’ van Kampen & Zn.).
Epano. - Daar gij-óók zoo graag ‘eerlijk’ mijn opinie wilt weten op het punt van Uw talent, verwijs ik U naar 't bovenstaande aan Eius. - U, op Uw leeftijd, zeggen: ‘Gij hebt géén talent, schrijf niet,’ - is een verantwoording, | |
[pagina 226]
| |
die ik niet graag op mij zou nemen. Maar in zooverre ligt bij U de zaak anders dan bij Eius, dat gij reeds een beroep uitoefent, en dat moet doen, om Uw brood te verdienen. Daarom raad ik U, in elk geval, beslist: Houdt dat beroep hóóg, en verwaarloos niet Uw goede kansen om vooruit te komen dáárin, terwille van een misschien denkbeeldig talent! Als het talent er is, dan komt het wel tot zijn recht. Dat staat vast. - Aan Uw verlangen naar het portret van mij, wordt nu spoedig voldaan. - Neen, dat ben ik heelemaal niet met U eens, dat ‘mijn portret er 't eerst van allen in had moeten komen.’ - Ik vind eigenlijk dat mijn portret niet behoorde in een Blad onder mijn redactie; en ik heb 't dan ook alleen gedaan ten pleziere van den heer Veen, den uitgever; die het gaarne wenschte, en die m.i. recht had daarin zijn wenschen te doen gelden, omdat het zijn Blad is. Echter komt er, op mijn verzoek, om dezelfde bovengenoemde reden, géén bijschrift bij. Zooals gij dus ziet, ligt het wegblijven ervan heelemaal niet dan den heer Veen, maar alleen aan mijzelve. Dank voor al Uw vriendelijke woorden. Edzarda. Eigenlijk had ik U particulier willen schrijven, om U te zeggen hoe innig ik met U te doen heb in Uw droefheid. Maar ik ben op dit oogenblik overstelpt met drukte en zorg, en zie daardoor geen kans tot extra-particuliere correspondentie. Daarom wil ik U voorloopig op deze wijze iets van mij laten hooren. Want gij hebt U stellig en zeker niet vergist, door te meenen dat ik voor Uw leed zou meevoelen. Dat doe ik van ganscher harte. Als het alleen ons eigen verdriet was, waarover wij droevig-bestemd moeten zijn, dan zou het egoist wezen daarbij altijd stil te staan. Maar al de raadselen en ellende om ons heen, doen, hoe ouder wij worden, hoe langer hoe méér de vraag rijzen: Is het geboren worden wel de moeite waard, als het leven voor verreweg de meesten onzer slechts leidt tot smart en verdriet? - Wat U betreft, heb ik zoo'n medelijden met U, omdat ik juist jonge menschen zoo graag een gelukkige jeugd zie doorbrengen. Een gelukkige jeugd te hebben gehad maakt zooveel in ons later leven lichter te dragen. - Misschien zult gij in Uw toekomst nog veel geluk vinden op de een of ander wijze, dat U vergoedt het leed dat nu al zoo ruimschoots Uw deel is geweest. Schrijf mij eens wat gij nu doen gaat. Blijft gij in dezelfde omstandigheden? enz. enz. Ik wil dat graag van U vernemen. Gelóof mij, hoe meer ik-zelve weet uit eigen ervaren van verdriet, hoe meer ik oprecht meevoel voor dat van anderen. Het verdriet maakt het hart ruim; in het geluk is men misschien egoïst, en gaat meer op in eigen vreugde-alleen. Maar in droefheid voelt men mee voor anderen. - - Gij vraagt het verschil tusschen een novelle en een tendenz-stukje. - Wel, een novelle is zonder bepaald doel van leering geschreven, terwijl een tendenz-stukje altijd de een of andere ‘leer’ bevat, de een of andere ‘strekking’ voorstaat. - Dank voor het toegezonden boek. Ik ben bezig het te lezen, en zal U gaarne later mijn oordeel meedeelen. Mevr: J. van M. geb. G. te V. - Ik dank U hartelijk voor de toezending van het overdrukje. Mag ik er misschien iets uit overnemen in ons Blad? Lieve mevrouw, wat zijt U bevoorrecht geweest, dat U dien vader zoolang mocht behouden! - Colijn. Ook U had ik zoo graag particulier geschreven. Want toen ik uit Uw briefje las, wat U- weerhield te schrijven, kreeg ik zoo'n zielsmeelijden met U. Het is verschrikkelijk hard. Ik kan geen banale troostgronden voor U opschrijven, want ik vind deze teleurstelling een ontzettende beproeving voor U, en mijn eenige hoop is maar, dat het misschien gauw mag overgaan. Schrijf mij dan nog eens? Ik voel zoo innig voor U mee. Juist in een geval als het Uwe, kan ik mij zoo van ganscher harte indenken, hoe wanhopig ik-zelve er onder zijn zou. Ik zou zoo gráág wat voor U doen. Als gij iets weet, dan schrijf het mij gerust. C.G. te D. Gij vraagt ‘persoonlijk’ antwoord. Maar ik beantwoord alleen maar particulier, als daartoe bepaalde redenen bestaan. Anders zou ik wel dagen noodig hebben van 48 uur. Heel gaarne wil ik Uw werk lezen als gij 't mij ter beoordeeling toezendt. Naar gelang van mijn indruk daarvan, kan ik U dan verder raden.
Mammie. Het wedstrijd-opstel ontving ik in goede orde. - Ingevolge Uw verzoek deel ik U mede, dat wedstrijd-opstellen op aanvrage worden teruggezonden, binnen tien dagen na het bekendmaken van den uitslag. Na dien termijn verliezen de inzenders hun aanspraak daarop, en vernietig ik de manuscripten. Gelieve bij Uw aanvrage het bedrag aan postzegels in te sluiten. -
Hetta. - Ik verwijs U ter beantwoording Uwer vraag in Uw vroegeren brief, naar het in dit nommer opgenomen stukje: ‘Juffrouw Pompadour.’ - Gij hebt mij gevraagd een nuttige bezigheid buitenshuis, voor een finantieel-onafhankelijk meisje, dat hare ochtenduren gaarne gevuld zag. De beantwoording Uwer vraag was niet gemakkelijk. Als het zoo gemakkelijk was ‘nuttig’ te zijn, dan zouden er niet zoovele zichzelve vervelende dametjes rondloopen, die ‘een bezigheid zoeken.’ - Echter, en daarop wil ik met nadruk wijzen, er is een groot verschil tusschen het zoeken ‘nuttig te zijn’ om er eer mee in te leggen voor de wereld, en zonder dat het zelfverloochening kost van eigen-ik; en het ware, wezenlijk-nuttig-zijn, waarbij men niet tracht gezien en opgemerkt te worden, en ‘presidente’ en ‘secretaresse’ te spelen, maar, met opoffering van eigen lust en tijd en geld en genoegen, zich wijdt aan arme kinderen, zieken, enz., enz. (b.v. de vacantie-koloniën, de vrijwillige wijkverpleging, enz., enz.). Naar 't geen gij mij hebt mëegedeeld van Uw protegeetje, leek mij zulk een werkkring, die veel van haar vrijen tijd vroeg, en onafhankelijkheid van omstandigheden eischt, echter min of meer voor haar uitgesloten; daarentegen zal zij, naar Uw beschrijving van haar leven, zeker heel goed den tijd en de gelegenheid kunnen vinden, om, op de wijze als juffr: Pompadour, een paar uren per dag zieken en blinden te gaan voorlezen. - Een sterke gezondheid is daarvoor niet noodig. En, daar zij finantieel onafhankelijk is, kan zij de noodige boeken zich aanschaffen, en bovendien nu en dan een versnapering of een noodzakelijk iets (als b.v. een rugkussen, enz. enz.) bij haar komst ten geschenke geven aan de een of andere hulpbehoevende. - Graag hoor ik eens van U, wat zij-zelve en gij van dit plan denken. Nogmaals, ik stel op den voorgrond, dat er m.i. werkelijk zelfverloochening en werkelijke naastenliefde voor noodig is, dit plan uit te voeren. Maar wie zich wil ‘nuttig-maken’, niet in schijn, maar in waarheid, die moet, voor alles, zichzelf kunnen verloochenen, en naastenliefde bezitten. Anders is het heele ‘zich-willen nuttig maken’, niets dan een vorm van aanstellerij. Dat zult gij zeker met mij eens zijn, nietwaar? Ik dank U meteen voor Uw vriendelijke woorden betreffende de Lelie, en hoop nog eens van U te vernemen, wat er geworden is van uw protegeetje? J.J. en H.B. te Nijmegen. (Handschrift-beoordeeling). De beoordeeling-zelve wordt in geen geval particulier toegezonden, maar U meegedeeld in de Lelie. Alleen de afdruk van Uw handschrift wordt op verzoek weggelaten. Ook spreekt het van zelf, dat twee handschriften f 1.00 kosten per beoordeeling, en niet 50 ct. te samen. Ik zond dus Uw handschriften nog niet door, daar ik eerst van U bericht ontvangen moet, of gij met het antwoord in de Lelie genoegen neemt, en eerst nog de ontbrekende 50 ct. verwacht. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. Sluiting red: ged: |
|