De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 211]
| |
30 September 1903.
| |
Hoofdartikel
| |
[pagina 212]
| |
gezegd, en dat zeg ik nog: dat ik een gewone kleeding met-corset, mooier en eleganter vind dan een reform-toilet. - Ik herhaal, als ik daarin zóó zwaar misdeed, (haast even-zwaar als professor Treub-zelf!), vergeef het mij dan. - Gij ziet, ik gun U van ganscher harte ‘het laatste woord’. Ik druk al Uw photo's en plaatjes en Ingez: stukken bereidwillig af. - - En daarmede hoop ik mijn zondige stoutmoedigheid, van aan Uw reformkleeding geraakt te hebben met oneerbiedige vingeren, voldoende te hebben geboet. - - A. DE S.L. | |
I.Geachte Freule,
Mag ik U om ruimte verzoeken voor eenige opmerkingen over de quaestie reformkleeding, nu die in Uw blad een tweede phase is ingetreden. Want duidelijk zijn de twee perioden te scheiden, waarin de reformkleeding werd besproken in de Hollandsche Lelie. De eerste gaf ons vroolijk gekibbel. Het was de tijd, dat Professor H. Treub, speciaal hoòg-staand als journalist, ons op medische geestigheden tracteerde, die werden tegengesproken met verontwaardiging en zaakkennis door andere doktoren, en als precieuse reclame-artikelen toegejuicht door 'n corsetten-fabrikant. Daartusschen veel geschrijf voor en tegen, dikwijls gewild of ongewild geestig. Het geheel een schitterend bewijs, hoezeer de Hollandsche Lelie van een meer dan tam bakvisschen-blaadje in bekwame handen was geworden tot een up-to-date tijdschrift, dat in staat bleek de gemoederen van heel Neerland wekenlang in beweging te houden.Ga naar voetnoot1) De ‘Treubnummers’ uitverkocht; tijd van abonnement en re-abonnement (zooals o.a. bij mij het geval was.) In deze eerste periode echter was 't een allergenoegelijkste strijd, die vermaak en satisfactie verschafte aan beide zijden. Volgde een periode van rust, d.w.z. van reform-rust, daar U, geachte Redactrice, uitmuntend de kunst verstaat de schrijvens-schuchtere Hollandsche vrouw in heilige verontwaardiging de pen te doen grijpen. Ofschoon niet een van hen, geef ik U gaarne de eer, bij mij ook zoodanig te zijn geslaagd, dat ik de rol van zich in 't gehaai-van-anderen-verkneukelende-toeschouwster opgeef, en ook mijn ‘finger in the pie’ ga steken. Mijns inziens is er een te sterke redactioneele anti-reform-stroom, om de tweede phase rechtvaardig te doen zijn. Terwille der onpartijdigheid, die U, geachte Freule, reeds zoo dikwijls in Uw redigeeren hebt getoond, vraag ik U in deze tweede periode de gastvrijheid der Lelie, om eenige der door de verschillende schrijfsters,Ga naar voetnoot*) vertaalsters, redactie en geïnterviewden beweerde dingen te weerleggen.
Men beschouwe de reform-kleeding, zooals ze nu is, toch niet als iets dat reeds in een stadium van volmaaktheid is gekomen. Dat kan zelfs de meest veeleischende mensch in drie, vier jaren niet verlangen! Sinds enkele jaren toch bestaat die beweging ten onzent: aanvankelijk slechts geïntroduceerd door hen die uit lichamelijke of intellectueele coquetterie wilden opvallen. Tegen wil en dank traden echter spoedig ook anderen toe, daar veel doctoren de corsetlooze kleeding voorschreven aan hunne vrouwelijke patienten. Degenen van hen die weinig om kleeren gaven brachten er het hunne toe bij de reformkleeding van een aesthetisch standpunt in discrediet te brengen: uitgaande van het leeken-princiep dat ‘iedereen wel zoo'n wijde jurk kan maken,’ werd het vervaardigen van reform inHuisjapon.
zoo'n geval veelal een onkundige, smaaklooze naaister opgedragen. (Ze zijn in Holland niet moeilijk te vinden!) Met de resultaten zullen de anti-hervormsters zich straks amuseeren. Voor wie wèl ijdel was op z'n uiterlijk was zoo'n doktersadvies lang niet vroolijk. Van hen echter verwacht ik heil. Er moet gezocht, gedacht, gepeinsd, overwogen worden; gesnuffeld in oude modeplaten; in musea bedachtzaam rondgekeken; er moet veel gepast en geplooid aan eigen lichaam. We moeten trachten ons zelf en onze modiste | |
[pagina 213]
| |
op te voeden tot het dragen, samenstellen en vervaardigen van een corsetlooze, maar gracelijke kleederdracht. We zijn pas zoo zeer kort daarmee bezig; men vindt ons streven o zoo mooi! maar laat geen gelegenheid voorbijgaan de onrijpe producten eener zeer jonge beweging te ridiculiseeren. Dit is dan slechts gerechtvaardigd, indien men vrede heeft met onze moderne corsetkleeding. Gaarne geef ik toe dat het leelijke in de corsetkleeding geen excuus is voor de reformkleeding, maar... sinds eeuwen draagt men de op het corset gebaseerde kleeding, terwijl de nieuwe, de reform-kleederdracht zich zelf nog moet vinden, daar de klassieke gewaden, hoeVisite toilet.
schoon ook, zich niet meer verstaan met onze hedendaagsche eischen. Dat nog veel, dat nog het meeste wat op reformgebied gepresteerd wordt, leelijk is, men moet waarlijk 'n reformmaniae zijn om 't niet in te zien. De negen afschrikwekkende plaatjes zullen dan ook wel succes hebben! Tusschen twee haakjes zij hier opgemerkt dat leelijke plaatjes van corsetjaponnen ook overal waar vrouwen zijn, in een minimum van tijd kunnen worden gemaakt. Maar - daarmee kwamen wij weinig verder. Liever zend ik U drie plaatjes van reformjaponnen, die al zijn ze ook niet volmaakt, toch niet zijn om velen te ‘doen huilen van leelijkheid.’ Veroorloof mij hier een persoonlijke opmerking. Mijne reformjaponnen hebben mijn smaak zoo opgevoed, dat ik iets onnatuurlijks en daardoor onartistieks ben gaan vinden in de geronde taillelijn, met 't komisch gevolg dat mijn eigen photo's van vroeger me min of meer onfatsoenlijk toeschijnen. Dit is het omgekeerde van wat Herr v. Wagner beweert, dat reform bij libertij silk of crêpe de chine licht indecent wordt. Indien de dessous goed zijn, de dunne stof niet te wijd of te nauw gemaakt is, dan is 't indecent werken van zoo'n slap-plooiend kleed uitgesloten, behalve op een door de corsetlijn gehypnotiseerde decadent. Overigens lijkt mij een confectie-man geen onbevooroordeeld getuige in deze. Wie spreekt van het fiasco eener mode zooals Tartelette Cabri schrijft over iets waarvan zij de strekking niet begrijpt; voor mode-dames is reform niets, ook niet voor demi-mondaines. Daar mogen er onder hen zijn, die als oogenblikkelijke gril eens een reformkleed trokken òver hun corset: de reformbeweging staat boven de mode. Niet vijandig ertegen zooals wel eens beweerd wordt, want door onze kleedij, voorloopig althans, eenigszins aan de heerschende mode aan te passen, loopen wij minder kans opvallend - en daardoor in 't oog van velen afschrikwekkend te zijn. Madame Tartelette zij echter om haar zoet klinkenden naam haar domheden vergeven. Verder: ‘daar men de waarde van het reformkleed voor de gezondheid niet met zekerheid bewijzen kan, zal het, voor 't minst van de straat verdwijnen.’ - De gezondheid met zekerheid bewijzen is een groot woord. Wat vóór het gezonde der reformkleeding pleit, is juist dat de meeste practici onder de doctoren, zij die niet in damesbladen er over schrijven of in salons er zich warm voor maken, tegen het corset zijn. Practisch pleit er voor de ondervinding der meesten onzer, die de weldadige werking van het corset-uitlaten ondervonden. Eigenaardig volgt daarop de door U toegejuichte zin: ‘Zoo dwaas is niemand zich tegen een hervorming in de vrouwenkleeding te verzetten’. Ik antwoord daarop, humpf! Dat zou je zoo oppervlakkig niet zeggen, bij 't doorlezen van de laatste Lelies! De anti-reform dames willen dat wij hen hokus pokus karbonade! de ideaal-kleeding voorzetten. Alsof niet iedereen dan toch gillen zou van leelijk etc, eenvoudig omdat 't ongewoon is. Dit zien wij bij 't invoeren van iedere nieuwe mode. .... ander citaat: ‘De tegenwoordige Hollandsche reform-kleeding is uit den booze van wansmaak.’ Überhaupt is er weinig smaak in de kleeding der Hollandsche vrouw. (Geef mij toe, corsetdragende dames, dat ik mij beleefd uitdruk!) Daar reform-kleedij veel persoonlijke smaak eischt, valt 't daar duidelijker in het oog. Maar dit doet aan de schoonheid der corsetlooze kleeding geen afbreuk. .,.. ‘Reformkleed is uniformkleed.’ Heel aardig | |
[pagina 214]
| |
gevonden. Japonnen over een corset gedragen lijken ook nog al eens op elkaar, nietwaar? .... Deze fijne tirade: ‘Op den rug geen mooie lijn meer, neerdalend van den schouder tot den zoom van het kleed; een ‘reformdame’ wil een dwarsstreep hebben onder het schouderblad, hetzij door een aangebracht garneersel, hetzij door een te korte bolero. De dwarsstreep moet er zijn, de slank dalende lijn moet gebroken worden, dat is eenmaal het voorschrift der reform-uniform! Tot antwoord: Waar is de mooie lijn, neerdalend van den schouder tot den zoom van het kleed bij corsetjaponnen? Is zij dáár alomtegenwoordig, of gaat de lijn soms in de taille metCostume trotteur (‘trottoir zeggen de Engelsche modereporters.)’
een kneep naar binnen, daaronder met een bult weer naar buiten, voor een marmeren Venus om te huilen van leelijkheid, zoo ze slechts kon. Een corsetdame wil een dwarsstreep hebben over haar lendenen, hetzij door een ceintuur, nauw-getrokken om de ‘taille’ waar het lichaam aan alle kanten uitspringt, hetzij door een daar eindigende bolero. De dwarsstreep moet er zijn, de zacht-welvende lijn moet in bochten gewrongen worden, dat is eenmaal het voorschrift der corset-uniform. Dit als proeve voor Miss Hawthorn hoe gemakkelijk schelden is en afbreken. In iedere kleeding zijn immers mooie en leelijke lijnen. Omdat de reform-kleeding nog jong is en de Hollandsche vrouwen en bloc geen smaak hebben is 't gemakkelijk voor vreemdelingen er op af te geven, en dankbaar voor 't schellinkje. Wat nu de dwarslijn, 't zij dan hoog of laag betreft: geheel zonder is zeker de ideaal-toestand, en de robe princesse, met of zonder corset, is mooi, omdat 't éen geheel is. Uit een praktisch oogpunt alléén wordt de japon in twee deelen verdeeld. Of het ceintuur in dat geval onder de borst wordt gedragen, als bij de klassieken, of op de plaats waarin later eeuwen 'n taille werd gemaakt, is slechts een quaestie van smaak en gewoonte, en als zoodanig niet per se mooi of leelijk te noemen. - Wat de maatschappelijke stand der reformdraagsters betreft: uit een propaganda-oogpunt, dan liefst bij hoog en laag, met alle tusschen-sporten! Het is van een sociaal standpunt een gelukkig verschijnsel, dat hard-werkende vrouwen op den weg der reform een gemakkelijk werkkleed hebben gevonden. Toch is vooruitgang der reformkleeding in hoofdzaak te verwachten van haar, die tijd, geld en smaak, veel smaak en overleg aan hunne kleeren kunnen geven. Ik ben het geheel met U eens dat het jammer is dat de worstjaponnen als eenig elegant worden beschouwd; het is een fout van de te weinige techniek en de te overdadige garneering der richting. De vroege, wier soms wel elegante modellen veelal niet passen aan het krachtige en breede Hollandsche figuur. Verliest zulk een japon spoedig haar coupe, of worden de naden slordig dan is ze eenvoudig slecht gemaakt. Dit geldt voor reform en niet-reform. Ik heb eindelijk ‘Mein Ende’ gevonden. Ik ben er van overtuigd niemand bekeerd te hebben, maar ik hoop hartelijk eenigszins geslaagd te zijn dáárin, om ook niet-reform-dames overtuigd te hebben, dat alle begin moeielijk is, dat een hard oordeel in dit geval is een voorbarig oordeel, dat men zich en mèt en zònder corset goed kan kleeden. Eindelijk vraag ik een weinig sympathie voor hen die zoeken naar het schoone gepaard aan het gemakkelijke in de kleeding. - Veroorloof mij ten slotte, geachte Freule, al zijn wij 't over de hervorming in de kleeding ook lang niet eens - behalve op 't punt teagowns - U mijn hulde te brengen over de hervorming van de Lelie. Hoogachtend Uw. dw. H. OEWEL. Wapenvelde (Geld.) 14/9 '03. Leliman. | |
[pagina 215]
| |
II.Aan mijne geachte mede-abonnées.
Er zijn er onder U wellicht die, 't zij om deze, 't zij om gene reden er aan dachten of nog denken, tot het dragen der Ref. Kl. over te gaan doch zich er vooralsnog niet aan durfden te wagen. Waarom niet?; de beschrijvingen en beelden in de Holl. Lelie, het blad dat zich bij uitnemendheid leent tot beschouwingen over een belangrijke kwestie, als m.i. de vrouwenkleeding mag worden genoemd, hebben U ontmoedigd en in de aflevering No. 10 vooral, vindt Ge aanleiding om uit te roepen: ‘moet ik er dan zóó gaan uitzien?!’ Gij, die tot nu toe niet in de gelegenheid waart reformtoiletten te zien dragen, doordat Ge op kleinere plaatsen woont, waar 't een waagstuk is, iets vreemds of nieuws te dragen, moet U wel laten afschrikken door de beelden ons in bedoeld No. der Lelie aangetoond. Zóó zijn de ref. toiletten in Berlijn, doch laat ik er dadelijk bijvoegen, dat de wansmakigheid op 't punt van toilet bij de Duitsche dames, spreekwoordelijk is. 't Zijn Freule Lohman hare woorden in No. 7 der Lelie. Nu zijn er ook hier, leelijke, zeer leelijke reformjaponnen, doch ik geloof zeker, dat een ‘kiekjesnemer’ ons op iets beters zou hebben vergast, wanneer hij zijne opnamen had gedaan in de straten van den Haag. Laat U dus niet geheel ontmoedigen, want immers, wat in den aanvang nog niet aan de laagst gestelde eischen voldoet, kan op den duur toch ook een zekere volkomenheid bereiken. Dezer dagen las ik nog: ‘zooals altijd, wanneer een nieuw denkbeeld zich een weg moet banen, is de strijd begonnen door enkelen, dat zijn de menschen, over welke de massa de schouders ophaalt en zich vroolijk maakt’ en verder: ‘alle groote veranderingen zijn voorafgegaan door tallooze sporadische en naar 't oordeel der toeschouwers machtelooze pogingen. Maar terwijl de individueele poging verdwijnt, wellicht in spotternij ondergaat, versnelt de algemeene beweging en verzamelt kracht, wij weten niet op welke wijze.’ Die de ref. kl. hebben vermoord, dat zijn de draagsters zelve, wordt er beweerd en ik geef volkomen toe, dat 't ideale nog in lange na niet is bereikt, doch laat dan de bovenaangehaalde bewering een vingerwijzing zijn voor hen, die zelf hunne ref. toiletten maken, of wel min of meer afhankelijk zijn van den goeden smaak en kunstvaardige hand hunner naaisters. Iedere dame stelt toch, dunkt mij, hoe eenvoudig ze zich ook mag kleeden, zekere eischen aan haar toilet, en wat er thans nog belachelijks aan hare kleeding is, zal ze trachten te verbeteren of weg te nemen. De elegantie daarin zal ze niet willen opofferen, zelfs al zou ze zich daardoor eene onverstoorde gezondheid kunnen verzekeren: daarvoor is ze toch altijd ‘vrouw’. Aanhalingen zooals deze: ‘dat de tegenwoordige Holl. Ref. Kl. uit den booze is van wansmaak,’ zijn juist niet zoo héél vleiend, doch laten we die langs ons afglijden en meteen ons Ref. Kl. trachten te hervormen in die mate, dat ze niemand meer een steen des aanstoots zij! 't Is niet gezegd dat 't ideale in dezen bereikt zal worden, doch er naar streven kunnen wij toch. In de Lelie werd gezegd o.a. dat het Ref. Kl. een dwarse streep over den rug moet hebben, dat is echter in 't geheel niet noodig, doch een gewoonte om een blouse af te sluiten, gelijk men dat meestal met een ceintuur ook doet. Ook is 't géén noodzaak, dat een jakje of blouse heel kort moet zijn, men kan dat zelfs tot de taille maken zoodat de mooie lijn van den rug tot den zoom niet onderbroken wordt. Van de leelijke dwarse plooien, die de ref. rok bij het loopen zou te zien geven, is zeker alleen maar sprake bij corpulente dames; voor bedoelde dames is de ref. kl. dan ook niet aan te bevelen, althans, geen onzer heeft daarvan ook slechts den minsten hinder, evenmin als van 't leelijk scheef trekken of uitzakken der naden. Dat is de fout van slechtgenaaide kleeding, reform of niet reform. In meer bizonderheden zal ik niet treden, daar dit epistel reeds lang genoeg is geworden. Met den heer Alfred Nohrbutter wiens uitspraak in No. 10 der Holl. Lelie luidt: ‘dat hij in moderne ref. kl. volstrekt niet het ideaal, alleen maar een voorbereiding van toekomstige idealen ziet,’ willen ook wij, reformdraagsters dat zien, in de hoop dat 't ideaal eenmaal moge worden bereikt.
Scheveningen, Sept. 1903. H. TOLSMA. |
|