De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdOver Reform-kleeding.I.Dit artikel werd mij geheel-toevallig deze week ter lezing toegezonden door eene zeer feministische Lelie-abonnée, (die ik hierbij hartelijk dankzeg). Het is een uitnemende illustratie bij het Ingez: stuk van mej: Tolsma, waaruit deze kan zien dat ik niet de éénige ben die, op grond der feiten om mij heen, de reformkleeding veroordeeld, en ter dood-gebracht noem. - En ik ben het geheel ééns met de schrijfster uit de Berliner Ill: Zeitung: Die de Reformkleeding vermoord hebben, dat zijn de draagsterservan-zelve. Zij leveren, gelijk men uit de afbeeldingen der Berl: Ill: Zeitung zien kan, het beste caricatuur hunner eigen beweging. ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. | |
Het fiasco eener mode door tartelette cabri.Om de personen, die verraderlijk op de straat genomen zijn niet te doen herkennen, zijn de gezichten onkenbaar gemaakt. (B. Ill: Zeit:)Op gevaar af den toorn van eenige dozijnen medezusteren, die bij het reformkleed zweren, op mij te laden, heb ik het neergeschreven: ‘het fiasco eener mode.’ Het reformkleed Reformkleeding op de straat.
is dood. Zijn vrienden en ‘uitvindsters’ hebben het zelve doodgemaakt. Wel is waar Reform-Gezelschapskleed.
| |
[pagina 158]
| |
ziet men nog veel dames in reformkleeding in de Berlijnsche straten. Maar ik houd vol, dat juist deze modellen aantoonen, hoe totaal het reformkleed fout
Reformkleeding op de straat.
is, en hoe slecht deze mode is uitgevoerd. Een poosje geleden toonde mij een Amerikaansch globetrotter de opnamen, die hij in Berlijn gemaakt had. Zulke afbeeldingen houd ik altijd voor leerrijk, want men kan daaruit zien, hoe de vreemdeling vele onzer instellingen opmerkt, en hoe hij daarover oordeelt; een oordeel dat natuurlijk niet altijd waar behoeft te zijn, maar ons toch leert nadenken. De Amerikaan had op de straten van Berlijn dames in reformkleeding gephotografeerd. Nu knipte hij met den vinger op de blaadjes: ‘Reform dress’ en lachte hartelijk:Reformkleeding in de straten van Berlijn.
‘Oh, how funny!’ Ik schaamde mij, want ook ik draag ze: haha! En nu wil ik eenige andere tegenstanders der reformkleeding aan 't woord laten komen, hun inzichten stemmen volkomen overeen met de mijne, en passen precies bij de afbeeldingen der reformkleeding, die de ondeugende Amerikaan genomen heeft en bewijzen klaar en duidelijk: het reformkleed, in den vorm zooals wij het heden ten dage op de straat zien, heeft fiasco gemaakt. De verdienste, den eersten stoot gegeven te hebben aan een smaakvolle verandering in het damestoilet, eigent Henri Van der Velde, de baanbreker op het gebied van de moderne ‘toegepaste Reformkleeding op de straat.
kunst’ zich geheel toe. Van der Velde verklaart dat de kunstenaars in deze zaak ook hebben mee te spreken, en dat de vrouwen reeds veel te lang overgeleverd zijn aan den willekeur der leveranciers. Van der Velde zegt verder: de kern van onze beweging is: kleederen te verschaffen met diepe, zachte en beweeglijke plooien. waar licht en schaduw den gerechten strijd des levens, dat aan de stof behoort, uitvechten. Wat tegen dit beweren van Van der Velde in te brengen is, heeft een tegenstandster van de reform-mode in de tegenwoordige modellen, de schrijfster Louise Schulze - Brück in het volgende antwoord uitgedrukt: ‘Moge dat vóór alles voor mijnheer Van der Velde de kern der beweging zijn, - een beweging naar zulke principes is voor ons vrouwen onvruchtbaar. Wij kunnen ze niet tot de onze maken, omdat wij ze totaal niet begrijpen. En als mijnheer Van der Velde zegt, dat de door hem getoonde toiletten andere eigenschappen bezitten dan ‘schoonheid, ele- | |
[pagina 159]
| |
gance,’ dan moet hij niet vergeten dat de vrouw schoonheid en elegance verlangt, en dat eerst de vrouw nog geboren moet worden die zich
Reformkleeding in de straten van Berlijn.
vergenoegt met ‘diepe, zachte en beweeglijke plooien.’ - Frau Schulze - Brück toont Van der Velde aan, dat zijn kleeding niets Reformkleeding in de straten van Berlijn.
nieuws vertoont, behalve het jakjemotief, en dat de snit niet anders is dan de Fransche en Engelsche Teagowns.Ga naar voetnoot1) ‘Een hervorming der vrouwenkleeding, - meent de genoemde, helderziende tegenstandsterder reformkleeding, - ‘door kunstenaars in 't leven geroepen kan niet van een man uitgaan! Zelfs al was deze man de grootste kunstenaar! Nu behoeft men mij niet voor te houden, dat de grootste kleermakers toch ook mannen zijn. Dat is heel wat anders! Die maken de mode niet, die voeren slechts onze bevelen uit. Misschien dat een vereeniging van artistiek aangelegde vrouwen, met bijstand van kunstenaars en met hulp van de allerbeste kleermakers-krachten Reformkleeding in de straten van Berlijn.
- die voor de meest nauwkeurige uitvoering der ideeën hebben te zorgen - misschien dat deze een artistieke verandering der vrouwenkleeding in 't leven kunnen roepen. Misschien! Maar dan nog is het succes niet te verzekeren! Want, om de vrouwenkleeding artistiek daar te stellen, moet de hervorming niet bij de japon begonnen, maar bij - de vrouw!Ga naar voetnoot1) De vrouw Reformkleeding in de straten van Berlijn.
moet onafhankelijk worden van de heerschende mode, moet artistiek leeren zien, moet | |
[pagina 160]
| |
kunnen beoordeelen wat voor haar eigen figuur past.’ Minder zeker van zijn zaak als Van der Velde, treedt een ander kunstenaar, die zich met de hervorming der moderne vrouwenkleeding bezighoudt: Alfred Mohrbutter, op. Mohrbutter smaalt op vrouwenmode, omdat zij een tiran, en, zoowel talentloos, als zonder een enkele scheppende gedachte is. Hij houdt vol dat de kunstenaars de tegenwoordige vrouwenmode niet om het corset bestrijden, maar om het stijllooze. Niettegenstaande dezen bitteren uitval tegen de bestaande richting in de mode, ziet Alfred Mohrbutter in de moderne reformkleeding volstrekt niet het ideaal, alleen maar een voorbereiding van toekomstige idealen. Maar de heer Mohrbutter vergist zich, wanneer hij vertelt dat men zich in Frankrijk reeds buitengewoon voor de reform-mode moet interesseeren, omdat Marcel Prevost een artikel tegen het corset geschreven heeft. Neen, in Parijs, het elegante, smaakvolle Parijs denkt men in 't geheel niet aan de reformkleeding, dat heeft onlangs Herr von Wagner, chef van de bekende confectie-firma Drecoll in Weenen en Parijs, in een onderhoud verklaard.Ga naar voetnoot1) Herr von Wagner, zekerlijk een autoriteit van den eersten rang, is een onverbeterlijke tegenstander van de reformkleeding; zijne argumenten verraden dadelijk de grootste kennis van zaken, en zijn overtuigend. ‘Ik houd,’ zegt Herr von Wagner, ‘de geheele beweging voor een stroovuurtje, dat in zes maanden uitgebrand is. Naar mijn meening is het bepaald onmogelijk, dat de reformkleeding doordringt; om de eenvoudige reden, dat ze niemand staat. Zij bederft een mooie figuur; en, hoe een minder-mooi figuur erin uitziet, daarover zullen wij liever in 't geheel maar niet praten. Bij stoffen als liberty of crêpe de Chine loopt die mode zeer licht gevaar van indécent te worden. Maar bij een dichtere stof wordt de japon ontwijfelbaar als een zak, die zwaar en stijf naar beneden valt.Ga naar voetnoot2) Het zich handhaven van de tegenwoordige mode schijnt mij onwankelbaar toe. Kleine veranderingen, o ja! De laatste ‘groote’ verandering was twee jaar geleden, toen de nauwe mouwen in de plaats van de wijde kwamen, en de kleermakers den klokrok aangaven. De hoofdzaak in het toilet blijft echter 't zelfde. En die hoofdzaak heet kort en goed: de taille. Het corset maakt ook volstrekt geen aanstalten om uit het toilet van de vrouw te verdwijnen. Integendeel. Sedert de tentoonstelling zijn er 250 nieuwe corsetmagazijnen in Parijs bijgekomen, en allen gaat het uitstekend. Overigens kan men de geheele corsetvraag, want hierop valt de reformvraag altijd aan, het best met een mopje afmaken. Caran d'Ache heeft een geheele serie teekeningen gemaakt, waarin hij den strijd tegen het corset laat zien: De corsetvijand is trots op zijn overwinning. Hij heeft de heele wereld al bekeerd: schilders, kleermakers, photographen, echtgenooten, huisvrienden. Maar eene kleinigheid ontbreekt aan zijn volledige overwinning - de toestemming der vrouwen. Zoo gaat het ook met de reformkleeding. Tegen de gronden die de tegenstanders der reformmode in 't midden brengen, weet men niets in te brengen. Het reformkleed, zooals het op 't oogenblik is, is leelijk; en daar men ook zijn waarde voor de gezondheid niet met zekerheid bewijzen kan, zal het, voor 't minst van de straat, verdwijnen.Ga naar voetnoot1) Zoo dwaas is niemand van zich in 't algemeen tegen een hervorming in de vrouwenkleeding te verzetten.Ga naar voetnoot2) Maar de hervorming moet toch een verbetering zijn, en dat het tegenwoordig reformkleed dat niet is, hoop ik door deze woorden en beelden bewezen te hebben. Overgenomen uit de Berliner Illustrirte Zeitung. (Vertaald door ‘NIET REFORM’.) | |
II.Dezelfde feministische dame, die mij de vorige week verraste met de toezending van het artikel uit de ‘Berliner Ill: Zeitung’ hierboven afgedrukt, zond mij dezer dagen, in aansluiting daarmee, een causerie van mevr. De Jong van Beek en Donk (de auteur van Hilda Van Suylenburg) over Reformkleeding. Ik ontleen aan die causerie, die ik uit plaatsgebrek niet geheel en al kan overnemen, | |
[pagina 161]
| |
letterlijk het volgende. Mej. Tolsma kan ook hieruit nogmaals zien, dat mijn oordeel gehéél overeenstemt met dat van andere, onpartijdige, vóór ‘verbetering van vrouwenkleeding’-ijverende dames; namelijk dat de tegenwoordige Hollandsche reformkleeding uit den booze is van wansmaak.
Uit de causerie van mevr: De J.v.B. en D. | |
Een interview in Trouville, over Reform-kleeding.‘Daar is ze,’ zeide men mij, ‘de mooiste vrouw uit Amerika, een der toonaangeefsters van de Amerikaansche kolonie te Parijs, miss Hawthorn, de fanatieke apostel der reformbeweging voor vrouwenkleeding. Ik ga naar haar toe, ze ontmoet mij met vriendelijk verwelkomen en zegt levendig: ‘U zijt Hollandsche? en u interesseert u voor mijn stokpaardjes! Ik heb juist in Holland gereisd, een heerlijk mooi land. Maar de meeste vrouwen die zich daar met de reform-beweging bezighouden, schijnen wel in dienst te staan van den ouden rooden heer met de bokspooten?’ ‘............?’ ‘Men zegt immers dat de hel geplaveid is met goede bedoelingen? De meeste ‘reformdames’ bij u zien er uit als gepatenteerde wegwerksters van het duistere rijk. Uitstekende bedoelingen, maar.... och arme, och arme.
‘Heel dikwijls worden nieuwe waarheden of hervormingen ten doop gehouden door ongratielijke wezens, dat schijnt een wet te zijn. Wij hebben haar dus zonder morren te aanvaarden. Maar jammer komt het mij toch voor, dat de Hollandsche strijdsters voor betere kleeding niet zoeken naar een betere en meer oorspronkelijke toepassing harer ideeën. ‘Wij willen ons losmaken van de sleur der Fransche of Engelsche modetyrannie, hoort men hen zeggen. Maar nu werpen zij zich onmiddellijk in een andere sleur, in die van het kleed in Empire-stijl. Reformkleed wil in Holland zeggen: uniformkleedGa naar voetnoot1), twee woorden die men zou kunnen denken dat zich in principe moesten uitsluiten. Wanneer men in de verte een vrouw ziet naderen met oogenschijnlijk veel te lange beenen en te kort bovenlijf, kan men zeker zijn dat het een ‘reform-dame’ isGa naar voetnoot1). Op den rug geen mooie lijn meer, neerdalend van den schouder tot den zoom van het kleed; een ‘reformdame’ wil een dwarsstreep hebben onder het schouderblad, hetzij door een aangebracht garneersel, hetzij door een te korten bolero. De dwarsstreep moet er zijn, de slank-dalende lijn moet gebroken worden, dat is eenmaal het voorschrift der reform-uniformGa naar voetnoot2). Het is niet dat ik iets heb tegen het Empirekleed zelf. Dit kan sierlijk zijn; en, goed gemaakt, kan het een bekoorlijke afwisseling vormen. Maar het is potsierlijk dit als type eener redelijke en goede kleeding te zien verheffen. Kunnen dan de verbeelding en de vindingrijkheid uwer Hollandsche reformisten niet de grens van het eerste keizerrijk overschrijden? | |
III.15 Augustus 1903. Scheveningen, Kanaalweg 90.
Geachte Freule!
Mag ik zoo vrij zijn naar aanleiding van Uw schrijven over Reformkleeding in No. 7 der ‘Holl. Lelie’, een paar opmerkingen te maken? Eerstens hen ik 't niet met U eens, dat er in Den Haag minder reformtoiletten worden gedragen dan 't vorige jaar. Met opzet, omdat er in ons gezin 4 reformkleedingdraagsters zijn, letten wij bij eene wandeling naar of door Den Haag daarop, en 't is ons juist dezen zomer opgevallen, dat 't aantal opmerkelijk veel grooter was dan verleden jaar, toen we in een afstand als van Scheveningen naar Den Haag gemiddeld 10 reformdraagsters ontmoetten, tegen dezen zomer gemiddeld 20; evenzoo merkten wij hetzelfde op, als we een middagje of morgen aan 't strand vertoefden. Of Uwe bewering juist is, dat de ref. kl. thans méér door de vrouwen uit den minderen stand wordt gedragen, kan ik niet beoordeelen, daar uiteraard deze kleeding eenvoudiger is dan andere toiletten, en men daardoor misschien niet zóó precies de grens kan trekken tusschen hooger en lager stand. | |
[pagina 162]
| |
Mijns inziens schaadt dat eenvoudige echter niet, zoolang men met smaak zijne kleeding kiest en draagt; daar een leelijke zoogen. ‘hobbezak’ toch niet veel smakeloozer kan zijn, dan een naar de uiterste, en dikwijls ook wanstaltige, modevoorschriften gefabriceerd niet-reformtoiletje. Er is ook hier een gouden middenweg, en 't blijft daarbij trouwens een kwestie van smaak nietwaar? Volgens U zou 't zeer begrijpelijk zijn, dat de vrouwen en meisjes uit den minderen stand meer acht zouden slaan op gemak, dan wel op fraaie kleeding; en die uitdrukking was 't eigenlijk, die me naar de pen deed grijpen. U meent dan toch óók dat 't dragen der ref. kl. een gemak is, en dat ben ik geheel met U eens.Ga naar voetnoot*) 't Is een gemak; en in dit opzicht is gemak: genot, een genot dat ons meer bevrediging schenkt dan complimentjes over een ‘lief toiletje’ of ‘beeldig nieuwmodisch costuumpje.’ Men voelt zich vrij van knellende banden, en, behoudens uitzonderingen natuurlijk, geloof ik dat de meeste dames zich er wel bij zouden gevoelen als ze probeerden reformkleeding te dragen. Uit medisch oogpunt kan ik natuurlijk niet over 't vóór of tégen oordeelen; de ervaring leerde mijn huisgenooten en mij echter, dat 't voor ons min of meer een straf zou zijn, tot 't corset terug te keeren. Uit een schoonheidsoogpunt kan ik niet anders zeggen, dan dat ik tot nu toe aan de nietreformkleeding de voorkeur geef; doch met een weinig tact en goeden smaak is m.i. een reformkleed ook wel zóó elegant te maken, dat er niet overal een koor opgaat van: ‘Groote goden, wat een hobbezak.’ Wij allen waren vóór- noch tegenstandsters der reformkleeding; de ondervinding heeft ons tot vóórstandsters gemaakt. Twee onzer zijn vrijwillig reformdraagsters, twee op advies van den arts, en 't resultaat is niet uitgebleven; vandaar dat ik van U beleefd een plaatsje vraag in de Holl. Lelie, waarin ons het vóór en tegen over ‘Reformkleeding und kein Ende’ steeds zeer interesseerde. Met de meeste Hoogachting UEd. Dw. Dnsse
Mej: H. TOLSMA. |
|