De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 115]
| |
19 Augustus 1903.
| |
II.De voorstellingen komen uit de buitenwereld tot ons door onze zinnen, d.i. door de werking onzer zintuigen. Omtrent deze werking leert de physiologie het volgende. Alles komt tot ons door de zenuwen. Deze zijn verdeeld in twee groepen: 1o gevoelszenuwen, die de indrukken van buiten opvangen en overbrengen naar het centraal bewustzijn (de hersenen), en 2o bewegingszenuwen, die het centraal bewustzijn in contact stellen met de spieren. Verder onderscheidt men zenuwstammen, -draden, -vezels en -toppen. Door de zenuwtoppen, die overal aan de oppervlakte van ons lichaam aanwezig zijn, worden de indrukken van buiten opgevangen en door de zenuwvezels en -draden naar de hersenen overgebracht. Bij het zien gebeurt dit. Men neemt aan, dat het heelal gevuld is met een uiterst fijne, onwaarneembare stof, door de wetenschap ether genaamd. Deze ether is voortdurend in trilling. De trillingen verspreiden zich zeer wel door het heelal en bereiken dus ook den mensch. Onze zenuwen hebben echter niet alle dezelfde gevoeligheid. Alleen die aan den achterkant van den oogbol zijn voor ethertrillingen gevoelig. Door deze oogzenuwen wordt de indruk der trillingen overgebracht naar een bepaald deel van de hersenen en daardoor het bewustzijn omschreven. Dàn zien we. Zien begint dus op het moment, dat het bewustzijn zich bewust wordt voor wat er plaats vindt. De ether trilt niet altijd even snel. Als de trilling snel is, gevoelt het bewustzijn iets anders als wanneer zij minder snel is. Dit verschil van snelheid van trilling noemen we kleur. Kleur is alzoo de omschrijving, die het bewustzijn geeft van de trillingen, die het ondervindt. Het hooren dienen we ons aldus voor te stellen. Wij worden omringd door lucht. Door plaatselijke ineendrukking van luchtmoleculen komt de lucht in trilling. De achter het trommelvlies van het oor liggende oorzenuw ondervindt die trilling en brengt | |
[pagina 116]
| |
haar over naar het centraal bewustzijn, dat dan omschrijft wat er gebeurt. Dit is geluid. Door verschil in snelheid van trilling ontstaat het verschil in toonaard. Op dezelfde wijze ontstaat de smaak door de aanraking van opgeloste stoffen met de zenuwen in tong en gehemelte; de reuk door de aanraking van gassen met de zenuwen in den neus; en gevoel door de aanraking van de buitenwereld met de zenuwen in de vingertoppen in het bijzonder en die van de geheele huid in het algemeen. De onmiddellijke oorzaak van het opwekken der zenuwen noemen we den prikkel. Als bij denzelfden prikkel de zintuigen precies dezelfde zijn, is bij verschillende personen de indruk ook dezelfde. Maar uit het feit, dat de sterkte der zintuigen bij de menschen zeer verschillend is, volgt, dat bij gelijkheid van prikkel de indruk niet altijd dezelfde is. Dit te bedenken, kan ons dikwijls bewaren voor een verkeerde beoordeeling onzer medemenschen. Er zijn geen twee menschen, die precies denzelfden indruk van de buitenwereld ontvangen. Door het op ons in laten werken van den prikkel ontstaat waarneming, terwijl de onmiddellijke reactie der waarneming is de gewaarwording. De gewaarwordingen verdeelen we in twee hoofdgroepen. Onder de eerste groep rangschikken we de gewaarwordingen, die tengevolge van een rechtstreeksche aanraking met de buitenwereld, door onze zinnen tot ons komen. Dit zijn de zingewaarwordingen. Tot de tweede groep behooren de gewaarwordingen, die ons doen gevoelen, dat we moe, opgewekt, lui, slaperig enz. zijn, i.é.w. dat we bestaan, dat we leven. Dit zijn de levensgewaarwordingen. Tot deze laatste behooren de spiergewaarwordingen, die we van meer nabij moeten beschouwen. De bekwaamheden, die we bezitten, zijn ons niet aangeboren. We hebben ze, soms onbewust, verworven. De meest simpele beweging, die we maken, is een werking van gevoelszenuwen, centraal bewustzijn, bewegingszenuwen en spieren. Door de gevoelszenuwen ontvangt het bewustzijn een indruk, dat op zijn beurt door middel van de bewegingszenuwen een bepaalde spier tot beweging aanzet. Nu kan het gebeuren, dat het bewustzijn zich vergist en een verkeerde bewegingszenuw in werking stelt, zoodat niet de bedoelde spier, maar een geheel andere in beweging komt. Door oefening wordt ook hier de kunst verkregen. Voor deze oefening is noodig, dat men zich de vorige spierbeweging kan herinneren, zoodat men een vergelijking kan maken met vorige en eindelijk de juiste, de beste kan leeren kennen. Deze spiergewaarwordingen spelen een groote rol. Nemen we als voorbeeld het spreken. Een klein kind kan niet spreken. Het moet het leeren. Maar hoe? Meestal wordt gezegd: door het hooren spreken. Dat is niet geheel juist. Zeker, ook door het hooren spreken, maar vooral door het zien spreken. Een goed onderwijzer zorgt dan ook, dat bij spreekoefeningen het kind hem aanziet. Het kind moet bij den onderwijzer de bewegingen van mond, kaken enz. zien. De kleine zal die bewegingen willen nadoen. Maar zijn bewustzijn weet nog niet, welke spieren het ter verkrijging van dienzelfden klank tot beweging moet aanzetten. Het vergist zich eenige malen. Dit wordt het kind gewaar, doordat de oorzenuw de trilling van de lucht, d.i. het geluid, naar het bewustzijn overbrengt. Eindelijk wordt de bepaalde klank gehoord. Het kind, beter gezegd het bewustzijn, herinnert zich de spierbeweging, die ter verkrijging van dien klank is verricht en is weldra in staat de vereischte spierbeweging te maken, zoo dikwijls het wil. Zoo gaat het ook bij het leeren loopen. Eerst valt het kind; nogeens en nogeens. Een enkele keer blijft het een oogenblik staan. En dank zij de herinnering van de spierbewegingen, die tot een goed resultaat hebben geleid, kan het kind ten slotte die spierbeweging maken, waardoor het loopen mogelijk wordt. In 't algemeen kunnen we zeggen, dat alle spierbewegingen, die wij willekeurig kunnen maken, geleerd zijn door de herinnering van spiergewaarwordingen. Voor de opvoeding vloeit uit bovenstaande al dadelijk deze waarschuwing voort: wil bij het leeren, het onderrichten van iets vooral u hoeden voor overhaasting. Het kind moet ontvangen klare, scherpe, enkelvoudige gewaarwordingen. Een oefening kan haast niet te langzaam gaan.
P.K.
(Wordt vervolgd). |
|