De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd
[pagina 81]
| |
5 Augustus 1903.
| |
Bericht over de Handelwijze van de zich noemende Marie Marx-Koning. (Mevrouw Marie Metz).In het belang van Mevrouw Marie Metz, zich als letterkundige noemend naar den naam van den van haar gescheiden echtgenoot: Marx (Marx; geb. Koning), in het welbegrepen belang dezer dame zelve, had ik gaarne in het openbaar verzwegen de reden, wáárom de Redactie der Holl: Lelie alle relatie met haar moest afbreken. - - Ik liet haar daarom, (daar ik-zelve particulier reeds niets meer met haar wilde te maken hebben), door mijn particuliere secretaresse aanschrijven, dat haar brief, waarin zij tracht de eerlijkheid en onafhankelijkheid der Redactie van de Holl: Lelie in haar persoonlijk voordeel aan te wenden, bewaard is bij de Red:-stukken. Die waarschuwing hielp niet. Mevr: Metz, zich noemend Marx-Koning, heeft goedgevonden zelve het stilzwijgen te verbreken door couranten-geschrijf.Ga naar voetnoot*) Daarom deel ik thans openlijk mede, dat ik van mevrouw Metz (zich noemend Marx-Koning) dezer dagen een zeer opgewonden brief ontving, waarin zij mij in zeer hartstochtelijke termen dringend verzocht haar ‘overgevoeligheid’ te sparenGa naar voetnoot†) op het chapiter van: van-den-man-wegloopen, de kinderen in den steek laten, enz., enz. De brief bevatte overigens één lange zelfverdediging van haar eigen handelwijze op zulke punten (waarmede ik mij niet in- laat, daar ik noch mevr: Metz, noch haar éérsten, noch haar tweeden echtgenoot, noch haar particuliere omstandigheden ken). - En het particuliere leven dezer dame, die ik alleen als schrijfster bewonder, mij ook niet aangaat of interesseert. Verder werd mij in dien brief verzocht een vriendin van mevr: Metz ‘vaste medewerking’ aan de Holl: Lelie te verzekeren ‘omdat zij anders finantieel te gronde zou gaan.’ Deze brief, eindigend ‘Uw toegenegen Marie,’ werd door mij zeer vriendelijk, maar beslist-weigerend beantwoord, met de mededeeling dat - ‘mijn kracht ligt in mijn eerlijkheid en onafhankelijkheid;’ - dat ik daarom, ook voor de particuliere ‘overgevoeligheid’ der van haar eersten man gescheiden-echtgenoote Metz, zich naar dien man toch noemende Marx-Koning geen uitzondering kan maken waar het geldt mijn meening te zeggen, - dat die meening haar, als zij onschuldig is, niet kan hinderen, - eindelijk dat ik op haar liefdes-beschouwingen niet wenschte in te gaan, daar mij uit vroegere particuliere corr: met haar reeds gebleken was, hoe zij en ik als vrouw zeer verschillende opvattingen hebben, van liefde, gevoel, huwelijk, enz. Op het tweede punt antwoordde ik haar, - dat ik de bedoelde dame geen ‘vaste medewerking’ kon beloven óm mevr: Metz, zich noemend Marx-Koning, pleizier te doen, aangezien ik alleen werk mag accepteeren dat goed is; en niet uit zoogenaamd ‘medelijden’ met iemands finantieelen nood. Dit quasi-medelijden, ten pleziere van mevrouw Metz, zich noemend Marx-Koning, zou namelijk een bedrog worden tegenover den uitgever der Holl: Lelie, die, als honorarium-betaler, dan eigenlijk het medelijden betaalt waarvan mevr: Metz, zich noemend Marx-Koning, goedkoop mooi-weer speelt tegenover haar vriendin. - ... Omgaand volgde op dit mijn epistel een tweede opgewonden schrijven van mevrouw Metz, zich noemend Marx-Koning, waarin o.a. de volgende zin mij onmiddellijk deed besluiten alle particuliere correspondentie af te breken: ‘Mijn werk wordt gelijk-op gehonoreerd met die “baarmoederlektuur-maaksters”...’ Ik vond dezen zin over haar werk, in verband met den verderen inhoud van dien brief over haar persoon als vrouw, van zoo weinig fijngevoeligen aard, dat ik haar maar liefst ziels- of zenuw-ziek geloofde, en niet meer antwoordde. Daarop, weer den volgenden dag, ontving ik nog een derde schrijven, waarin ik plotseling werd overstelpt met booze uitvallen. Ik beantwoordde ook dien brief niet, maar liet mevr: | |
[pagina 82]
| |
Metz, zich noemend Marx-Koning, meedeelen, door mijn particuliere secretaresse, dat haar eerste schrijven (waarover ik hierboven uitvoeriger sprak) natuurlijk is bewáárd bij de Redactie-stukken; als bewijs harer handelwijze. Het spijt mij, in 't belang der gescheiden vrouw Marx-Koning, thans mevrouw Metz, dat zij, inplaats van op mijn waarschuwing door mijn part: Secr: acht te slaan, den volgenden dag onmiddellijk door het schrijven van courantenberichten mij genoodzaakt heeft het stilzwijgen over haar doen te verbreken, dat ik gaarne zou hebben bewaard terwille van haarzelve. Waar zij echter de Holl: Lelie zou schaden, indien ik thans zweeg op haar onjuiste voorstelling, moet ik als redactrice van dat Blad de geheele zaak blootleggen in 't belang van uitgever en abonnés.
ANNA DE SAVORNIN LOHMAN. |
|