De Hollandsche Lelie. Jaargang 17
(1903-1904)– [tijdschrift] Hollandsche Lelie, De– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermdIn Dagen van Strijd door agitator.Uren van Spanning - De Vrouwen der Stakers.Toen ik 's morgens in het vergaderlokaaltje kwam, waren er nog niet velen, en die er waren keken bedrukt. Natuurlijk informeerde ik allereerst naar de gebeurtenissen van den afgeloopen nacht en de berichten wàren niet bemoedigend: de treinen uit Z. waren bijna zonder vertraging aangekomen, een paar mannen hadden den moed opgegeven en waren zich gaan melden. Kortom, de lui keken heel anders dan den vorigen avond.... het verlies was wel niet ernstig, maar er is zoo weinig noodig om ongeschoolde arbeiders in dagen van staking mismoedig te maken! Toch ging de ochtend betrekkelijk rustig voorbij. Om de ongedurigheid wat uit mijn luidjes weg te krijgen, had ik bezigheid uitgedacht en een ‘posten’-stelsel georganiseerd, waardoor ik geregeld op de hoogte bleef van wat er op station en emplacement gebeurde. Heel belangrijk waren die rapporten niet: men kwam mij vertellen, dat de chef sip keek, dat de Duitsche machine aan 't rangeeren was, dat de onderkruipers in de loods zich zaten te vervelen, enz. enz. Maar de mannen hadden wat te doèn, en dat was eigenlijk mijn voornaamste doel. En in het lokaal liet ik de ongezellige planken over biertonnen vervangen door stoelen en tafeltjes, de kastelein moest het laken van 't biljart nemen, kaarten en domino's brengen, en weldra was er een gezellig geroezemoes: sommigen speelden biljart, anderen kaartten, weer anderen lazen samen de krant, of zaten in brochures verdiept - en de gezelligheid bracht het vertrouwen weer terug en de gezichten klaarden weer op. Maar er pakten wolken boven ons hoofd samen. Tegen den middag bracht men mij een manifest van de spoorwegdirectie: de stakers waren geschorst, de geschorsten die zich niet vóór zes uur schriftelijk verantwoordden en hun dienst weer opnamen, zouden ontslagen zijn. Natuurlijk maakte dit indruk, en ik spande mij in om dien indruk te bestrijden. Ik wees er op dat deze maatregelen natuurlijk allang te voren overlegd waren om de lui bang te maken: het woord ‘Maart’ op het biljet was overstempeld met ‘April’; en dat de directie onmogelijk al die duizenden stakers zou kunnen missen. Schouder aan schouder dus! Ik won het pleit over de weifelaars. Zij zouden zich niet schriftelijk verantwoorden, doch bedaard dat ontslag afwachten. Doch onze tegenpartij zat niet stil. Een ‘post kwam mij waarschuwen, wat er gaande was, en ik ijlde met hem mee naar de buitenwijken, waar de meeste spoorlui woonden. Wat ik zag, lijkt haast ongelooflijk. Men was bezig aan de huizen der geschorsten deze schorsing officiëel aan te zeggen, en desbetreffende dienstbriefjes af te geven. Niets natuurlijker, nietwaar? Maar let wel hòe men dat deed. Naarmate het iemand gold van het machinepersoneel of van de stationsbeambten, werd het gedaan door een ‘werkmeester’, | |
[pagina 73]
| |
of door een ‘sous-chef.’ Doch deze was niet alleen, maar kwam met een heele militaire bedekking! Voorop twee maréchaussees, karabyn onder den arm, revolver aan den koppel; naast den ambtenaar een onderofficier, en daarna vijf à zes soldaten met een korporaal. Zòò trok de stoet door de arbeidersbuurten van X. Men zal zeggen dat ik niet onpartijdig zijn kan, als ik beweer dat dit militair vertoon totaal overbodig was. X. was zoo rustig als ooit, er was zelfs geen verzameling van schooljongens in de straten, geen enkele staker heeft door woord of gebaar een chef onaangenaam bejegend.... De zaak was: men wist dat de mannen niet thuis waren, en men wilde de vrouwen schrik aanjagen. Wat ook tamelijk wel lukte. De arbeidersvrouwen, veelal onontwikkelder dan haar mannen, meestal niet bar ingenomen met de staking - en wie zal haar dat ten kwade duiden? - schrikten van dat vertoon, meenden dat men haar man kwam ‘halen’ Hier en daar lukte de bangmakerij ook niet, en ik herinner me hoe een vrouw de handen in de zij zette, en den sous-chef spottend vroeg: ‘Zeg, meneer, wou je me met zoo'n handjevol bang maken? Dan moet je met mèèr komen!’ We waren er als de kippen bij, en bezochten ieder huis onmiddellijk na dat ‘aanzeggen’, en vonden dan wel schreiende vrouwen en schreiende kinderen. Het was vaak moeilijk, onmogelijk zelfs, die armen te troosten en weer moed in te spreken.... En als wij weg waren, braken de ‘medelijdende’ buurvrouwen weer neer wat wij opgebouwd hadden, en, waren die het niet, dan was het ‘meneer pastoor’, of ‘dominee’ of 'n wèldenkend bourgeois uit de buurt. Alle sociale machten koaliseerden zich tegen de stakers! 's Middags in ons lokaaltje was de uitwerking van dezen zet goed te merken, en ook van de alles behalve opwekkende ware en onware berichten in het Nieuwsblad van Nederland. Er was weer die onrust, die ongedurigheid, die voor den stand der staking niets goeds voorspelden. Volk en Volksdagblad, die een paar uur later kwamen met betere tijding, konden den indruk niet geheel wegnemen. De fatale termijn van zes uur naderde. De onrust groeide. Reeds waren enkele ‘posten’ gedeserteerd; ik liet de posten terugroepen. De voorzitter, de flinkste leden, en ik zelf spanden al onze krachten in. Het mocht niet altijd baten, en het gaf soms heftige, pijnlijke tooneelen. ‘U hebt goed praten, meneer,’ riep een der jongeren me toe, ‘U kunt er geen kwaad bij!’ Zie, tóen deed het mij goed, dat ik mij beroepen kon op mijn aandeel in de ellende, die de propaganda van het socialisme brengt over zijn militante belijders. Ik had óók geleden, bittere jaren doorgebracht, en moest nog iederen dag hard vechten om den kost.... Wat had ik moeten antwoorden als ik omhóóg gekomen was door de propaganda, zooals meneer X, of wanneer ik rentenierend amateursocialist geweest was, gelijk er óók al zijn? De vrouwen kwamen de spanning vergrooten; en zij waren op dat moment de gevaarlijkste factor. Beurtelings kwamen zij naar ons lokaal, sommigen scholden op haar mannen, anderen schreiden, wat nog erger was.... Het gevolg kon niet uitblijven, meerderen gingen mee. Ik heb dien namiddag wat mannen zien schreien, en ik verzeker dat dit iemand ellendig maakt.... Een jonge kerel zat te snikken omdat zijn maat weifelde, weg wou.... De maat wordt er beroerd van; - en blijft! Toen het zes uur was, telden we wie er nog waren. De bijna negentig man wáren geslonken tot ongeveer dertig. De spanning was nu voorbij; het ontslag der overgebleven stakers was een feit geworden, voorloopig ten minste, want we gaven den moed nog niet op, alles zou nog wel terecht komen als we, met de rest der stakers, maar volhielden. Dat hebben we in X. dan ook gedaan, doch 't heeft, helaas! niet mogen baten. Wat heb ik dien middag vaak gebromd: die verwenschte vrouwen! Maar niet alle vrouwen van stakers waren zoo zwak. Daar was bijv. de vrouw van onzen voorzitter. Wel tien maal heb ik een der stakers hooren zeggen: ‘Toe, T. stuur je vrouw eens naar die van mij, die keek zoo zuur vanmiddag!’ En dan ging vrouw T. er ook werkelijk heen, en wist meestal den moed weer aan te wakkeren. Een prettige, flinke vrouw was dat! Toen de noodlottige beslissing gevallen was, toen zij weer met haar gezin een donkere, onzekere toekomst tegemoet ging - nu ja, toen heeft ze even geschreid, doch ik geloof dat het meer tranen van haat en van woede tegen de triomfeerende direktie waren; want flink droogde ze haar oogen weer, en gaf haar man een | |
[pagina 74]
| |
kus, en zei: we zullen er ons wel doorslaan,’ ‘Een vrouw is niets’ beweerde Multatuli reeds in z'n Minnebrieven. Later in de week kwamen er meerdere vrouwen op onze avondvergaderingen, schoorvoetend eerst, de volgende maal alsof 't zoo hoorde, en we voelden dat we sterker stonden nu we de vrouwen mét ons hadden. | |
Het Einde.Goede Vrijdag. De eerste zonnige dag in die lange week van grauwe regendagen. Een ‘heilige dag’; de fabrieken stonden stil. Het staking-komitee had een vergadering voor de fabrieksarbeiders uitgeschreven. Tegen tien uur stroomde onze herberg stampvol, en opgewekt begon ik mijn speech. Wel was dien morgen een gerucht tot mij overgewaaid.... het fladderende lint van een telegram-strook,.... ge - nu ja laat ik het maar bekennen, à la guerre comme à la guerre! - gestolen van een telegraafbureau; doch ik had aan dat nachtelijke kletspraatje in Morseschrift, van ambtenaren-onderling, niet de minste waarde gehecht. Een kwartier misschien had ik gesproken, toen onze voorzitter door den menschenklomp naar voren kwam dringen, en mij wenkte mee naar buiten te gaan. Buiten stond een heer, die zich voorstelde als.... (een naam die, hoewel niet van een militant socialist, toch ieder wantrouwen uitsloot), die mij kwam berichten dat het komitee van Verweer, onder den indruk van de naderende afkondiging der wetten en de slechte berichten die van allerwege inkwamen, besloten had de staking op te heffen. - Overwonnen dus! Ik kòn het haast niet gelooven, en toch: er moest onverwijld overlegd worden en gehandeld; ik ging weer naar binnen, zette zoo kort mogelijk nog even de beteekenis der beweging uiteen, en wilde het noodlottig nieuws mededeelen.... Ik kòn niet, snikkend viel ik op een stoel neer. De boodschapper van het komitée nam mijn taak over. Spaar mij het relaas van wat we nog deden, en zeiden, nà dat onheilsbericht. De lui hielden zich flink, geen woord van verwijt hoorde ik, geen woord van mismoedigheid. 's Middags ging ik heen, per spoor. Maar reeds aan het volgend station stapte ik uit, en ging per fiets verder. Ik kàn niet rijden op die lijn, met 'n onderkruiper als machinist, 'n onderkruiper als stoker, 'n onderkruiper als conducteur.... Leger, politie, en onderkruipers hebben het vaderland gered.Ga naar voetnoot†) De aandeelhouders van S.S. en H.S.M. slapen weer gerust, de direkties triomfeeren, en zetten groote roode stempels op de getuigschriften die ze teruggeven aan de ontslagenen, opdat ieder patroon bij wien ze aankloppen om werk dadelijk zal kunnen zien dat hij met een ‘staker’ te doen heeft - en naar rato zal kunnen handelen.Ga naar voetnoot*) Het Handelsblad zamelt een judaspenning in voor de ‘plichtsgetrouwen’, die hun vaandel verrieden en hun kameraden in den rug vielen. De politie krijgt fooien; de miliciens worden aan werk geholpen; onbekwame ‘Orde-bonders’ maken promotie, nu de beste krachten er uit zijn. De slachtoffers lijden honger.... De bourgeoisie heeft geen medelijden met hen, de koningin liet een mooie gelegenheid ongebruikt om een goede daad te doen.... We leven onder een Christelijke regeering.
Het adres van het Comitée van Steun is: A.W. Ammerlaan, Rozengracht 164, Amsterdam. |
|