II. Burgerlijk.
Ik heb al meer gezegd, dat onze Holl: critici en auteurs bijna zonder uitzondering zijn uit en blijven in een kringetje van typische burgerlijkheid, waardoor ze absoluut niet in staat zijn zich vóór te stellen de leefwijze en de omstandigheden van de aristocratie en de rijkelui, waarover ze schrijven en op hoogen toon meepraten; tot belachelijkheid van henzelf.
Een typisch staaltje daarvan kreeg ik dezer dagen onder de oogen.
'n Onbekende meneer komt namelijk, (ik meen haast in ‘de Controleur’), in een praatje over mij vertellen, dat ik in ‘Gelukswegen’ een ‘slordigheid’ beging; want, let wel, ik laat Loekie indraaien, van af den Ouden Scheveningschen Weg, in de Laan v. Meerdervoort om bij kennissen te teaen; en, volgens dezen ‘Hagenaar’, zou niemand dat doen ‘want iedereen zou kortheidshalve nemen 't stukje Anna-Pauwlona-straat dat verbindt den O: Scheveningschen Weg met de Laan v. Meerdervoort.’ -!!!
't Meneertje kent blijkbaar van de Laan van Meerdervoort niet de groote rijkeluishuizen aan weerszijden van den ingang der straat, die men 't kortste bereikt direct van af den O. Scheveningschen-Weg, dadelijk den hoek om! Zooals Loekie dat doet. Blijkbaar kent hij alleen 't verdere gedeelte van de Laan van Meerdervoort, in den Haagschen volksmond genaamd: ‘Laan van ‘Mindervoort,’ en nog verder op: Laan van ‘Bouwmaarvoort!’ -
Nu, dáárin steekt geen schande. Maar laat de goede man dan daar blijven; en zich niet willen bemoeien met kringen die hij alleen maar héél uit de verte kent!
't Is hem blijkbaar zelfs niet ingevallen, dat Loekie haar kennissen kon hebben in die paar beau-monde huizen, die den ingang vormen van de Laan van Meerdervoort tot aan die Anna-Pauwlonastraat door hèm bedoeld!
Vermoedelijk zijn de deuren van zulke huizen altijd voor hem gesloten gebleven, en weet hij dus niet dat ze bestáán!
En zulke burgerlijke heertjes en dametjes praten dan, (anonym natuurlijk!), mee over Haagsche beau-monde romans!