Het hofken der geestelycker liedekens(1577)–Anoniem Hofken der geestelycker liedekens, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende Een nieu Liedeken Een goet nieu liet al vant beghin Dat sal ick gaen verclaren Van eenen vader des huysgesin Soo ons Lucas gaet openbaren Twee sonen heeft hij behouwen Den oudtsten diende hem van passe wel Den ioncxsten was hem seer rebel Alsoomen mocht aenschouwen. Hij sprack o vader zijt des wel vroet Wilt mij nu ouergheuen Dats alle mijn patrimonie goet Van dat mij is ghebleuen Gheeft mij dat sonder claghen Dwelck die vader dus heeft ghedaen Om dat hij soude buyten gaen [pagina cxv] [p. cxv] Ende hem seluen wijsselijck dragen. Doen hij dat gelt hadde ontfaen Alsoomen mocht aenschouwen Heeft hij dat ghelt terstont verdaen Al met die schoone vrouwen Doen hij sijn ghelt was quijte Trocken sij hem sijn cleederen wt Ende lieten hem loopen als een schavuyt Seer pouer van habijte. Daer nae quam eenen dieren tijt Dat hij met grooter pijnen Moeste gaen eten des seker sijt Dat draf al metten swijnen Hij sprack met weenenden ooghen Ick wil weder tot mijnen vader gaen { Oft hij mij wilde in ghenade ontfaen } Ootmoedicheyt betooghen. Seer haestelijck daer nae met dien Ghinck hij die reyse aenveerden Voor sijnen vader sijn sonden belijen Ende viel voor hem ter aerden Hij sprack o Vader ghepresen Ick heb tegen Godt en v veel misdaen Wilt mij als een huerlinck ontfaen Ick en ben niet waert v soon te wesen. Doen die vader dat verstont Ghinck hij zijns soons ontfermen Hij custen hem daer aen sijnen mont Ende nam hem in beyden sijn aermen Hij sprack ten seluen tijden [pagina cxvi] [p. cxvi] Mijn sone die lange verloren was Is nv geuonden op dit pas Wilt v met mij verblyden. Langt mijnen sone dat beste habijt Mijn vrinden wil ick doen nooden Haelt sijnen broeder met iolyt Mijn ghemest calf wil ick doen dooden Hij sprack ten seluen stonden Mijn verloren sone die heb ic gewacht Welck was dat menschelijck geslacht Dat Christus heeft geuonden. Den oudtsten soon hoort mijn vermaen Ghinck tot sijnen Vader gewagen Voor my (ick ben v onderdaen) En hebdi noyt bock geslagen Doen sprack die Vader gepresen Van mijnen goede en hebdi gheen noot Maer uwen broeder die was doot Die is als nv verresen. Al die met sonden sijt belaen En wilt toch niet wanhopen Wilt tot Godt den vader gaen Sijn gratie staet altijt open Ende wilt v sonden bekermen Ende laet v sonden v wesen leet Want Godt is altijt bereet Om den sondaer te ontfermen. Amen. Vorige Volgende