In ieder opzicht vertrokken
‘Hij had Nederland ontvlucht maar zelfs bij de Niagara hoorde je het “Wien Neerlands Bloed”...’
Uit: ‘Een veelbelovende jongeman’ (1948-1949)
afgezien van 1995 hoorde 1948 tot de treurigste jaren in het leven van Willem Frederik Hermans.
‘Even terug in Nederland, in 1947 of 1948, merkte Charles B. Timmer dat Hermans met zijn ziel onder de arm liep en niet wist wat hij zou gaan doen: verder studeren of iets anders aanpakken’ schreef Nico Scheepmaker op 19 februari 1977 in Vrij Nederland. Timmer werkte toen, in 1948, als houthandelaar voor de firma Peltenburg in Canada en bezorgde de jonge Hermans er een baantje als houtcontroleur. Van hout wist Hermans niets, maar het Engels beheerste hij goed: in 1945 was hij hier al tolk geweest bij de Canadese soldaten.
Hermans had na de oorlog een moeizame start in de Nederlandse literatuur. Zijn studie lag stil. Hij leefde ‘praktisch geheel’ van zijn redacteurschap van Criterium en de voorpublikaties daarin van De tranen der acacia's. In mei 1948 had uitgever John Meulenhoff echter aangekondigd de uitgave van het blad te staken. Ook Hermans' relatie met zijn vriendin Juus Hartman liep in de loop van 1948 spaak. Adriaan Morriën tegenover ons in nummer 3: ‘Die relatie eindigde in juli 1948. Ik vermoed dat hij vanwege die breuk toen naar Canada is gegaan.’ Niettemin trachtte Hartman tijdens Hermans' afwezigheid nog bij verschillende uitgevers belangstelling te wekken voor de uitgave van De tranen.
Op 3 februari 1966 vroeg Hermans in een brief aan Dolf Hamming van De Bezige Bij om ‘heel zuinig’ (onderstreept) te zijn op deze foto, want het was het enige exemplaar dat de schrijver bezat: ‘de anderen [sic] berusten bij het FBI te Washington, dat ze nooit zal prijsgeven.’ Behalve in Canada was WFH in 1948 ook in de USA.
De foto werd in 1966 voor het eerst gepubliceerd op de achterkant van Moedwil en misverstand.
Foto: Niemi Studio, 1199, St. Catherine St. W. Montreal, 1948
Op 5 juli 1948 vertrok Hermans per boot naar Canada, Adriaan Morriën wuifde hem in Velsen uit.
adriaan morriën (1912) nu: ‘Op 5 juli 1948 reisde ik met Wim Hermans en Juus Hartman met de trein naar Haarlem. Ik zat in een andere coupé zodat hij afscheid kon nemen van zijn vriendin. In Haarlem was Juus in tranen.
Daarna reisde ik met hem alleen verder naar Velsen, Juus ging terug naar Amsterdam. Later zei hij tegen mij: “Wat moet ik ook met haar? Ze is zoveel jaar ouder dan ik en ik kan haar toch niet onderhouden.”’
Bij de papierfabriek van Van Gelder, ‘over het kanaal’, lag de lege houtboot klaar die Hermans naar Canada bracht.
Morriën: ‘Bij zijn vertrek keek hij niet meer naar mij om op de wal. Ik zag hem langs de reling lopen en een tijd in gedachten het schroefwater bekijken, met een vage rookwolk om zijn hoofd. Daarna liep hij weg aan de andere, voor mij onzichtbare kant van het schip. Ik heb nog gefloten, maar merkte alleen maar dat de afstand van de wal tot het midden van het Noordzeekanaal groter was dan ik in mijn jeugd ooit had vermoed. Hij was al in ieder opzicht vertrokken...’