Het Hernhutsche nachtegaaltje in eene vrolyke luim
(1757)–Anoniem Hernhutsche nachtegaaltje in eene vrolyke luim, Het– Auteursrechtvrij
[pagina 179]
| |
2.
Oogenblikken schynen uuren,
Uuren weken, en een jaar
Schynt my ieder week te duren
Als ik haar niet word gewaar.
Ach! zinnenstreelster,
Ach! wellustteelster,
Gun dat zich myn gezicht verklaar.
Ach! zinnenstreelster, &c.
3.
Maar, ô Goon! wat zal dit wezen?
'k Wacht vergeefsch myn zielsvrindin;
'k Voel door duizend duizend vrezen
Fel bestryden myne min:
Had ik nu vlerken,
'k Zouw dan haast merken
Waarom gy toeft, ô Engelin.
Had ik &c.
4.
Zoud ge ook wel door woeste dieren
In het Bosch beschadigt zyn?
Neen, de wreedste moet u vieren
Als Godin in menschenschyn:
Zyt ge ook door ziekte,
Melancoliecte,
Of andre kwellingen in pyn?
Zyt ge &c.
| |
[pagina 180]
| |
5.
't Zy hoe 't zy, myn ziel gaat zwanger
Van een duldloze achterdocht;
'k Rust geen enkle tydstip langer,
Voor ik haar heb opgezocht,
Die in myn zinnen,
Een eeuwig minnen
En hopen uitzicht heeft gewrocht.
Die in &c.
6.
'k Zal aan bomen, bloemen, kruiden,
Bergen, beken, mensch en vee,
In het Oost, West, Noord en Zuiden,
Vragen naar myn Melibee:
In alle hoeken
Ga ik haar zoeken;
Min, geef me uw' zoon tot leidsman meê.
In alle &c.
|
|