Het Hernhutsche nachtegaaltje in eene vrolyke luim

[p. 148]

De Dwang,
Valt bang.

Toon: Ach Fillis lief, Myn hartedief.

Zinstreelstertje,

Lustteelstertje,

Vol toverende lonken,

Weêrhouw uw gloed,

Wil myn gemoed

Niet meer in min ontvonken.

Min my niet meer;

Maar wil veel eêr

Aan my uw afkeer tonen;

Omdat myn hart,

ô Wrede smart!

Uw liefde niet mag kronen.

Het Noodlot eist

Dat gy verreist,

En ik u moet verlaten;

Doch waar gy gaat,

Maak hier op staat,

Dat ik u nooit zal haten.

[p. 149]

4.

 

Ik bid dat gy

 

Vaak denkt om my,

 

'k Zal dikwyls om u denken;

 

Dit is, vrindin,

 

All' 't geen de Min,

 

Aan ons tot troost wil schenken.

Leef, vry van druk;

Woon by 't Geluk.

Vernoegen wy ons beiden,

Dat ik u zal

Hier uit dit dal,

In grootscher plaats geleiden.