Het Hernhutsche nachtegaaltje in eene vrolyke luim(1757)–Anoniem Hernhutsche nachtegaaltje in eene vrolyke luim, Het– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 44] [p. 44] Zwicht Wyntje, Voor Tryntje. Toon: Als ik denk om myn Margo. 1. 'k Weet zoo waar niet wat my schort, ô Verdord! Waar of my natuur toe port? Zouw 't ook zyn om eens te drinken? 't Kan wel zyn; Geef eens wyn: Laat ons een klinken. 2. 't Eerste glaasje dat is uit, ô Verbruid! Vul maar schielyk weêr de fluit; Maar ik vrees 't zal niet verkoelen: Klok, klok, klok, Noch een slok, Om door te spoelen. 3. Dat 's weêr uitgeveegd van pas; Daar 's het glas; 'k Wouw dat my de wyn genas, [pagina 45] [p. 45] 'k Word inwendig zoo gedreven Tot iets aêrs; 't Is wat raars, Myn leden beven. 4. Vrind, nu jy dat meisje kust, ô Verbrust! Word ik meer en meer belust, Doch ik heb wel eer gelezen, Dat een mond, Heeft gewond En ook genezen. 5. 'k Bid u daarom, lieve Zus, Geef me een kus; Licht dat al dat mal gebrus, Dat myn leden puur doet zwellen, Is 't niet al, Wel iets zal, In 't mindst' herstellen. 6. Och! dat smaakt eerst, lieve tyd, 'k Ben verblyd, Dat je my zoo gunstig zyt; 'k Wil nu ook niet karig leven; Wees niet schuuw, Laat ik u Weêr kusjes geven. [pagina 46] [p. 46] 7. 'k Noem u waardige vrindin; Doktorin; Want uw mond heeft wondren in: Ja, uw lipjeszalf heeft krachten; Want ik voel, Myn krieoel Al wat verzachten. Vorige Volgende