Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt
(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij
[pagina 251]
| |
Wilt my niet meer bedroeven,
Die u soo bemint.
Weet gy niet hoe ick achter landt
Door Bosch, en Velden 't alle kant
U na gejaeght heb mijn beminden?
Ick raeck ten eynde siet.
Laet Jesu, laet u vinden:
Eyndight mijn verdriet.
O Waerde kindt, g' hebt mijn gemoedt
Gewondt met een der oogen soet,
En met een hayr van uw hals- vlechten.
Laet ons nu weyden gaen,
Daer mijne fruyt-gerechten
Myrrh', en Nardus staen.
| |
[pagina 252]
| |
Staet op mijn duyf, mijn schoone komt,
En weest voord'aen niet meer beschromt:
Den Winter is voorby, en Regen.
Mijn Boomgaert staet en bloeyt
Met Hemels dauw, en zegen,
Die seer weeld'righ groeyt.
Ah hoe speelt toch mijn hert, en sin,
Als of ick sagh, dien ick bemin?
Ten sijn maer droomende gedachten.
Soo wordt een teer gemoedt
Vol troost, en soete klachten
Door Godts min gevoedt.
|
|