Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt
(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij
[pagina 188]
| |
Die by Godt alle goedt in vreught bezit.
Siet neder op dit tranen-dal,
En keert uw oogen op ons ongeval,
Die vol ongenucht
Tot den Hemel heffen sucht op sucht;
Ghy alleen, anders geen
Keert ons droefheyt in genucht.
't Was den wil van uwen Soon;
Dat wy baden om genaden voor Godts throon;
Maer dat alles door uw handt
Werdt vergunt tot ons hulp, en onderstandt.
Wel aen dan Moeder Koningin,
Die uw Dienaers houdt in waerd', en Min.
Hoort ons beden aen,
| |
[pagina 189]
| |
Dat sy voor Godts aenschijn mogen gaen
In gena noyt te spa,
Daer ons schuldt wordt afgedaen.
Maeckt dat wy eens vry van schuldt
Mogen leven sonder beven, en vervult
Met gewenschten troost, en vreught
In een stil reyn gemoedt, en ware deught.
Wy sullen tot uw eer, en lof
Gaen verheffen in het Hemels Hof,
Uw bermhertigheyt
Moeder Maget, vol van soetigheyt,
Die ons al uyt dit dal
Tot ons Vaderlandt geleydt.
|
|