Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt
(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij
[pagina 57]
| |
Daer u in duysternis den Heer komt troosten,
Die als een helder Son is opgestaen.
Staet op, en word verlicht,
Nu Godt voor u gesicht
In Beth'lem sich vertoont,
En by u woont:
En als de Werelt heel verduystert lagh,
Sijn heerlijckheyt quam brengen aen den dagh.
De Koningen van Tharsis, en d'Eylanden
Die brengen Wieroock, Myrrh', en Gout voor al:
En die van Saba met haer offerhanden
Vereeren Godt en Mensch in Beth'lems Stal.
Geluckig kleyne Stadt,
Daer soo verborgen schat,
| |
[pagina 58]
| |
Van Godt ons uytgestort
Gevonden word.
Den Hemel is u gunstig, die u geeft,
Dat uwen Heer, en Schepper by u leeft.
Lof zy u Koning, Godt, en Mensch geboren,
Die een geworden zijt van ons getal,
En soecken komt den mensch soo lang verloren,
En vond hem in een armen Beesten-stal.
Weest wellekom soet Kindt,
Die ons geluck bemint,
Wy geven u te pand
Tot offerhand
Een danckbaer hert vol Wieroock, Myrrh', en Gout,
Dat gy ons Heer en Koning blijven soud.
|
|