Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt(1676)–Anoniem Hemelschen Parnassus-bergh, met verscheyde sang-dichten betuynt– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 36] [p. 36] XVI. Stem: Dat ick een Honing-bieke waer. ZIjt wellekom, ô Jesu soet By ons in desen nacht geboren. O Kind uytverkoron, Weest van ons gegroet. Gy zijt den minnaer van den Mensch, O Heer, ons saligheyt, ons hoop', en wensch, Die word in eenen Stal Geboren voor ons al. Hoe ligdy Jesu dus veracht, Godts Soon van yder een verlaten, [pagina 37] [p. 37] Op gemeene straten, Sonder eer, of macht? Wel isser dan geen beter dack In Beth'lems steed' tot uw rust, en gemack, En moet gy buyten staen, Daer ander binnen gaen? Judaea onbermhertig Land, Dit schandig stuck doorbreeckt de Wolcken, En voor alle Volcken Roept wraeck van Godts hand. Is dit de komste van den Heer, Die ingehaelt moest zijn met vreugt, en eer? Is hy daerom verwacht, Om soo te zijn veracht? [pagina 38] [p. 38] Mocht ick na mijnen wil, en sin, Lief Kind, u in mijn huys ontfangen, Hoe sou ick verlangen Na uw soete min? 'k Sou u decken een ledekant, En brengen u gerief met spoedt ter handt, En maecken dat gy waert Van koud'. en windt bewaert. Vorige Volgende