Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 140] [p. 140] Najaar De herfst en onze liefde worden rijp en zwaar van een diep geurende en schier spraaklooze vervuldheid en ik herdenk, hoe w'eens in 't hooge zomermiddaglicht den dag doorzwierven naar steeds nieuwer verten, uitbuigend achter eiken heuvelrug en ons opnemend en heen leidend tusschen de wijde vreugden van dat land: de boomen, groot en eenzaam in den wind, de rechte vlakken en de hellingen der heuvels en d'eeuwig teedere muziek der beken, die in tintlend schichtig vlieten zingen met vele wisselende stemmen - o lied, in welks aanvang 't geluk van dagen en nachten nadien besloten was. nu, in een rijk en loom verzadigd zijn, worden onze lichamen zwaarder en vermoeid. maar in de herfstmist van het late licht weet ik, hoe onze zielen, meer en vaster dan ooit elkander dragend en omvattend, gezuiverd in het branden van ons bloed, stijgen boven de lichtend wijde hoogten, de kuischheid van het zomermiddaglicht, dat in den aanvang helder ons omstraalde - o hooge vreugde, vogelvlucht der zielen, o zuivere vrede van dit vergezicht - G. Kamphuis Vorige Volgende