Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 122] [p. 122] Kwatrijnen Ik heb u lief, kent gij banaler woorden, ik heb u lief, krankzinnige accoorden, zij is van mij en ik ben niet van haar - Hïj dringt zich door de voosheid van de woorden. Paarden draven en kleine sterren schijnen, achter de kim gaat mijn gemoed verdwijnen, Hij wenkt, Hij wenkt, maar ik kom niet - mijn hart wacht tot de allerlaatste seinen. Ik sta alleen, maar wie was eenzaam niet dien God vereerde met zijn duivelslied? ach, broeder taal, toch zijt gij goed en edel - ik weet het wel maar vind de woorden niet. Wat heuvels en de ronde maan erboven en vrouwen gaan daar God te loven, in 't meer-kristal glimlacht de dood - er geuren bloesems in de stille hoven. Geen wonder is het wat de wereld wil, een woest gemoed ook houdt zich stil, we sterven allen aan dezelfde kwaal - ’t zijn zwaargewichten die ik til. Het duister komt, de liefde wacht, heb ik haar wel, heb ik haar niet verwacht? ’k Ben nooit verzadigd van nooit gegeven kussen- als storm leef ik ofschoon ik wacht en wacht. [pagina 123] [p. 123] Wat is mij aan uw woorden toch gelegen? wat is mij aan mijn woorden toch gelegen? ik dring vooruit, naar opwaarts stamel ik - o groot geschenk, is God mij toch genegen? Mijn vriend is lief, ik heb hem leed gedaan, ik houd van bier en hunker naar de maan, wij gaan verdoem'nis een bouquet offreeren - veroordeel, God, maar kijk mij aan! Ach, arm vrouwelijf waarvan de haren geuren, ik ben te woest om 't zachte lied te neuren, ik ben verliefd en ben ik slecht? twee malen slechts forceerde ik de deuren. Ik ben een boef, maar aan mijn gal kleeft goud, wat wilt ge toch, ben ik verlept en oud, hun zorgen zijn mijn merg, hun leven is mijn bloed - ik ben een dier maar dat van alles houdt. Ze visschen oesters aan de lage stranden, er stinken schelpen aan hun visschershanden, wie weet der zeeën wijdheid niet? maar blind zijn zij voor ongekende landen. Er is een vogel op een meteoor, er is een draak met een gigant er voor, op Mars ook liggen zij handen gevouwen - het bloed van Christus sijpelt ov'ral door. Max Kijzer Vorige Volgende