Helikon. Jaargang 4(1934)– [tijdschrift] Helikon– Gedeeltelijk auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [pagina 29] [p. 29] Zij sloten haar oogen (Don Gustavo A. Becquér) Zij sloten haar oogen, Die waren nog open. Haar gezicht zij bedekten Met een wit-linnen doek. En sommigen snikkend, Andren in stilte, Verlieten zij allen De droevige kamer. ’t Nachtlicht in een schotel Brandde op den vloer. Het wierp op de muur De schaduw van 't bed. En in die schaduw Was soms te zien, In scherpe lijnen, De vorm van het lichaam. De daagraad verscheen. Bij 't eerste lichten Met haar duizend geluiden Ontwaakte de stad. Bij dat verschil Van licht en duister, Van leven en vreemdheid, Dacht ik een oogwenk: Mijn God, hoe eenzaam De dooden zijn! [pagina 30] [p. 30] Op de schouders van mannen Naar de kerk zij haar droegen En in een kapel Zij lieten haar baar. Daar zij omringden Haar bleeke lichaam Met gele kaarsen En zwarte stof. Van een klok was te hooren ’t Eentonig tikken, En van een kaars Het gedruip. Alle dingen daar waren Zoo donker en treurig, Zoo koud en verstijfd, Dat 'k dacht een oogwenk: Mijn God, hoe eenzaam De dooden zijn! Uit hoogen toren De tong van ijzer Weerklonk, uitluidend Een laatst vaarwel. Rouw op hun kleeren, Haar vriende’ en verwanten Trokken voorbij, Ter eere van haar. [pagina 31] [p. 31] In 't laatste gewelf, Donker en nauw, ’t Houweel hakte open Een nis aan één kant. Zij legden haar weg daar. ’t Houweel op schouder, De doodgraver, Zingend tusschen zijn tanden, Verdween uit 't gezicht. De nacht daalde neer. Alles was stilte. Alleen in het duister Dacht ik een oogwenk: Mijn God, hoe eenzaam De dooden zijn! In de donkre nachten Van bitteren winter, Als stormwind de balken Doet kreunen, Als woeste regen Zwiept langs de ruiten, Herdenk ik eenzaam Dat arme meisje. Daar stroomt de regen Met zijn eeuwig ruischen, Daar de Noordenwind Vecht met den regen. Gestrekt in de holte Der vochtige steenen, Wellicht haar beendren Bevriezen van kou. [pagina 32] [p. 32] Keert het stof weer tot stof? Vliegt de ziel naar den hemel? Of is alles waardeloos, Rotheid en vuilnis? Ik weet het niet, maar Er is iets - er is iets, Iets, dat geeft mij Afschuw, ontzetting, Om zoo de dooden Achter te laten, Zoo alleen, zoo ellendig. Jo Landheer Vorige Volgende